Duits
Uitgebreide vertaling voor beträchtlich (Duits) in het Zweeds
beträchtlich:
-
beträchtlich (erheblich; bedeutend; wesentlich; ansehnlich; spürbar; beachtlich; beachtenswert; merklich)
-
beträchtlich (bedeutend; ziemlich; sichtbar; riesig; erheblich; beachtenswert; ansehnlich; bemerkenswert; schwer; hervorspringend)
enorm; stort; betydande; beaktansvärt; ansenligt; betydandet; beaktansvärd; enormt-
enorm bijvoeglijk naamwoord
-
stort bijvoeglijk naamwoord
-
betydande bijvoeglijk naamwoord
-
beaktansvärt bijvoeglijk naamwoord
-
ansenligt bijvoeglijk naamwoord
-
betydandet bijvoeglijk naamwoord
-
beaktansvärd bijvoeglijk naamwoord
-
enormt bijvoeglijk naamwoord
-
-
beträchtlich (ziemlich; ganz; verhältnismäßig; relativ; anständig; angemessen; natürlich; erheblich)
-
beträchtlich (ansehnlich; bedeutend; ziemlich; erheblich; wichtig)
eftertryckligt; ansenlig; ansenligt; eftertrycklig; aktningsvärt-
eftertryckligt bijvoeglijk naamwoord
-
ansenlig bijvoeglijk naamwoord
-
ansenligt bijvoeglijk naamwoord
-
eftertrycklig bijvoeglijk naamwoord
-
aktningsvärt bijvoeglijk naamwoord
-
-
beträchtlich (gehörig; ziemlich; erheblich)
vara bekannt med-
vara bekannt med bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor beträchtlich:
Synoniemen voor "beträchtlich":
Wiktionary: beträchtlich
beträchtlich
Cross Translation:
adjective
-
adverbial: sehr; offenbar
-
des betrachten wert sein; ansehbar, ansehnlich, wahrnehmbar sein
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beträchtlich | → i allt väsentligt; väsentligen | ↔ substantially — in a strong substantial manner; considerably |
• beträchtlich | → enorm; oerhörd | ↔ tremendous — extremely large (in amount, extent, degree etc.) or great; enormous; extraordinary |
• beträchtlich | → enorm | ↔ vast — very large or wide (literally or figuratively) |
• beträchtlich | → ansenlig; stor | ↔ considérable — Qui attirer la considération par l’autorité, l’influence morale ou sociale. |
• beträchtlich | → viktig | ↔ grave — Qui peut avoir des conséquences fâcheuses. |
• beträchtlich | → myndig; viktig | ↔ majeur — Plus grand ; plus important. |