Home ->Woordenboeken ->Duits/Zweeds ->Zoek: Matsch

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Matsch

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Matsch:
- gyttja; slam; sörja; lera; smuts; dy; droppe; klick
Wiktionary:
- Matsch → sörja, smet, gegga

Duits

Uitgebreide vertaling voor Matsch (Duits) in het Zweeds

Matsch:

Matsch [der ~] zelfstandig naamwoord

der Matsch (Schlamm; Schlick)
gyttja; slam; sörja; lera; smuts; dy
- gyttja [-en] zelfstandig naamwoord
- slam [-ett] zelfstandig naamwoord
- sörja [-ett] zelfstandig naamwoord
- lera [-en] zelfstandig naamwoord
- smuts [-en] zelfstandig naamwoord
- dy [-en] zelfstandig naamwoord
der Matsch (Klecks; Schmutz; Schlamm; Klacks; Dreck; Klumpen)
droppe; klick
- droppe [-en] zelfstandig naamwoord
- klick [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Matsch:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
droppe	Dreck; Klacks; Klecks; Klumpen; Matsch; Schlamm; Schmutz	Erkundungsfahrt; Gläschen; Schluck; Schnaps; Stehempfang; Tropfen; kleinr Schluck
dy	Matsch; Schlamm; Schlick
gyttja	Matsch; Schlamm; Schlick
klick	Dreck; Klacks; Klecks; Klumpen; Matsch; Schlamm; Schmutz	Brocken; Gruppierung; Grus; Holzschuh; Klecks; Klumpen; Tölpel
lera	Matsch; Schlamm; Schlick	Kleie; Lehm; Ton
slam	Matsch; Schlamm; Schlick	Schlemm
smuts	Matsch; Schlamm; Schlick	Dreck; Kot; Mist; Schmutz; Schmutzigkeiten; Schweinerei; Widerlichkeiten
sörja	Matsch; Schlamm; Schlick	Mischfutter
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sörja		bekümmern; betrauern; betrüben; betrübt sein; beweinen; trauern

Synoniemen voor "Matsch":

Baaz; Gatsch; Schlamm; Schmand; Schmant

Wiktionary: Matsch

Matsch

noun

umgangssprachlich: breiige Masse aus irgendetwas
- Matsch → sörja; smet
(umgangssprachlich) nasse Erde; dickflüssiger, breiiger Schmutz
- Matsch → gegga; sörja

Computer vertaling door derden: