Jux: vertaling Duits

Remove Ads

Overzicht

Duits naar Zweeds: Meer gegevens...

Jux:
- skämt; rolighet; nöje; skoj; festligt
Wiktionary:
- Jux → fars, narri, puts, skoj, skämt, upptåg, vits

Duits

Uitgebreide vertaling voor Jux (Duits) in het Zweeds

Jux:

Jux [der ~] zelfstandig naamwoord

der Jux (Spaß; Spaßen; Späßchen; Schäkerei; Gaudi)
skämt; rolighet
- skämt [-ett] zelfstandig naamwoord
- rolighet [-en] zelfstandig naamwoord
der Jux (Spaß; Freudentaumel; Spaßen; Gaudi; Gefallen; Vergnügen; Geselligkeit; Ulk; Spleen; Heiterkeit; Freudenfest; Genuß; Fröhlichkeit; Frohsinn; Lust; Scherz; Flause; Glückseligkeit; Erfreulichkeit; Unsinn; Jubel; Seligkeit; Torheit; Narrheit; Schäkerei; Feudenruf; Freude; Verrücktheit)
nöje; skoj
- nöje [-ett] zelfstandig naamwoord
- skoj [-ett] zelfstandig naamwoord
der Jux (Ausgelassenheit; Spaß; Heiterkeit; Vergnügen; Fröhlichkeit; Frohsinn; Lustigkeit)
festligt
- festligt zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Jux:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
festligt	Ausgelassenheit; Frohsinn; Fröhlichkeit; Heiterkeit; Jux; Lustigkeit; Spaß; Vergnügen
nöje	Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Jubel; Jux; Lust; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit	Eifer; Entertainment; Freude; Fußtritt; Gefallen; Genuß; Heiterkeit; Hilarität; Hingabe; Hobby; Humor; Keckheit; Lebhaftigkeit; Leidenschaft; Liebhaberei; Lust; Lustigkeit; Passion; Scherze; Spaß; Spässe; Späße; Stoß; Trieb; Vergnügen; Wonne; Zeitvertreib; äusserung von Fröhlichkeit
rolighet	Gaudi; Jux; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen	Heiterkeit; Hilarität; Keckheit; Lebhaftigkeit; Lustigkeit
skoj	Erfreulichkeit; Feudenruf; Flause; Freude; Freudenfest; Freudentaumel; Frohsinn; Fröhlichkeit; Gaudi; Gefallen; Genuß; Geselligkeit; Glückseligkeit; Heiterkeit; Jubel; Jux; Lust; Narrheit; Scherz; Schäkerei; Seligkeit; Spaß; Spaßen; Spleen; Torheit; Ulk; Unsinn; Vergnügen; Verrücktheit	Durchsuchung; Kapriole; Keckheit; Scherz; Scherze; Spaß; Spässe; Späßchen; Späße; Streich; Ulk; Witz
skämt	Gaudi; Jux; Schäkerei; Spaß; Spaßen; Späßchen	Farce; Keckheit; Partie; Runde; Scherz; Scherze; Scherzen; Schwänke; Spaß; Spaßmacherei; Spiel; Spielchen; Spässe; Späßchen; Späße; Streich; Täuschung; Ulk; Ulken; Witz
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
festligt		feierlich; festlich

Synoniemen voor "Jux":

Eselei; Fez; Flachs; Gag; Jokus; Schabernack; Schalk; Scherz; Schote; Spass; Spaß; Ulk; Witz; Witzelei

Wiktionary: Jux

Cross Translation:

From	To	Via
• Jux	→ fars; narri; puts; skoj; skämt; upptåg; vits	↔ badinage — action ou propos léger, qui ne prête pas à conséquences.

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Duitse en Zweedse zoekresultaten voor: Jux

Uitgebreide vertaling voor Jux (Duits) in het Zweeds

Jux:

Jux [der ~] zelfstandig naamwoord

der Jux (Spaß; Spaßen; Späßchen; Schäkerei; Gaudi)

der Jux (Spaß; Freudentaumel; Spaßen; Gaudi; Gefallen; Vergnügen; Geselligkeit; Ulk; Spleen; Heiterkeit; Freudenfest; Genuß; Fröhlichkeit; Frohsinn; Lust; Scherz; Flause; Glückseligkeit; Erfreulichkeit; Unsinn; Jubel; Seligkeit; Torheit; Narrheit; Schäkerei; Feudenruf; Freude; Verrücktheit)

der Jux (Ausgelassenheit; Spaß; Heiterkeit; Vergnügen; Fröhlichkeit; Frohsinn; Lustigkeit)

Vertaal Matrix voor Jux:

Synoniemen voor "Jux":

Wiktionary: Jux