Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Durchgang:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Durchgang (Duits) in het Zweeds

Durchgang:

Durchgang [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Durchgang (Tür)
    dörr
    • dörr [-en] zelfstandig naamwoord
  2. der Durchgang (Gänge; Passage; Gang; Korridor; Gasse)
    gång; passage
    • gång [-en] zelfstandig naamwoord
    • passage [-en] zelfstandig naamwoord
  3. der Durchgang (Korridor; Gang)
    korridor; passage
  4. der Durchgang (Durchfahrt; Durchreise; Durchzug)
    genomfart

Vertaal Matrix voor Durchgang:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dörr Durchgang; Tür Eingangstor; Tor
genomfart Durchfahrt; Durchgang; Durchreise; Durchzug Durchfahrt
gång Durchgang; Gang; Gasse; Gänge; Korridor; Passage Gangbord; Lauffläche
korridor Durchgang; Gang; Korridor Flur; Gang; Korridor; Wandelgang; Wandelhalle
passage Durchgang; Gang; Gasse; Gänge; Korridor; Passage Durchfahrt; Fußgängerbrücke; Fußgängerübergang; Fußgängerübergänge; Fußgängerüberweg; Gabelung; Gangbord; Kreuzung; Kreuzungsstelle; Mischung; Passage; Passus; Seereise; Stelle; Straßenkreuzung; Überfahrt; Übergangsstelle

Synoniemen voor "Durchgang":


Wiktionary: Durchgang

Durchgang
noun
  1. ein Gang, der zwei Räume oder baulich getrennte Bereiche verbindet

Cross Translation:
FromToVia
Durchgang korridor corridor — narrow hall or passage
Durchgang passage transit — The passage of a celestial body
Durchgang ärm; vindstrut; Engelska kanalen; period; set manche — vête|fr Partie du vêtement, de forme et de dimension variable, dans laquelle on passe le bras et qui le recouvre en totalité ou en partie.

Computer vertaling door derden: