Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Telefonhörer:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Telefonhörer (Duits) in het Zweeds

Telefonhörer:

Telefonhörer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Telefonhörer
    telefonlur

Vertaal Matrix voor Telefonhörer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
telefonlur Telefonhörer Fernsprecher; Organ; Sprachrohr; Telefon; Treuhänder; Verwalter

Synoniemen voor "Telefonhörer":

  • Handapparat

Wiktionary: Telefonhörer

Telefonhörer
noun
  1. der Teil des Telefons mit Hörmuschel und Sprechmuschel