Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Strick:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Strick (Duits) in het Zweeds

Strick:

Strick [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Strick (Galgen)
    galgar; hängningsgalgar
  2. der Strick (Widerling; Schmutzfink; Stinker; )
    skurk
    • skurk [-en] zelfstandig naamwoord

Strick [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Strick (Strickarbeit; Strickzeug)
    stickning; stickarbete

Vertaal Matrix voor Strick:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
galgar Galgen; Strick Schafott
hängningsgalgar Galgen; Strick
skurk Ekel; Ferkel; Flegel; Gauner; Halunke; Hundsfötter; Iltis; Lump; Schalk; Schelm; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schweinigel; Spitzbube; Stinker; Strick; Taugenichts; Widerling; geriebeneKerl Aas; Arschloch; Bandit; Betrüger; Bösewicht; Dreckskerl; Ekel; Ferkel; Flegel; Frevler; Galgengesicht; Gangster; Gauner; Giftnudel; Halunke; Hochstapler; Kriminelle; Lausbube; Luder; Lump; Nichtsnutz; Rabauke; Racker; Schalk; Schalke; Schelm; Scheusal; Schlange; Schlingel; Schmierfink; Schmutzfink; Schuft; Schurke; Schwindler; Spitzbube; Strolch; Taugenichts; Unhold; Verbrecher; Widerling; elende Kerl; Übeltäter
stickarbete Strick; Strickarbeit; Strickzeug
stickning Strick; Strickarbeit; Strickzeug Masche; Stich; Stickerei

Synoniemen voor "Strick":


Wiktionary: Strick


Cross Translation:
FromToVia
Strick tjuder tether — a rope, cable etc. that holds something in place whilst allowing some movement
Strick lina; rep; sladd; snodd; snöre; streck cordetortis fait ordinairement de chanvre et quelquefois de coton, de laine, de soie, d’écorce d’arbres, de poil, de crin, de jonc et d’autres matières pliantes et flexibles.

Computer vertaling door derden: