Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Architekt:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Duits:   Meer gegevens...
  1. architekt:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Architekt (Duits) in het Zweeds

Architekt:

Architekt [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Architekt (Baumeister; Architektin; Baukundige; Bautechniker)
    arkitekt; byggmästare

Vertaal Matrix voor Architekt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arkitekt Architekt; Architektin; Baukundige; Baumeister; Bautechniker
byggmästare Architekt; Architektin; Baukundige; Baumeister; Bautechniker

Synoniemen voor "Architekt":


Wiktionary: Architekt

Architekt
noun
  1. übertragen: Person, die etwas veranlasst, verursacht
  2. studierte männliche Person, die sich beruflich mit der Architektur, also hauptsächlich dem Planen von Bauwerken jeglicher Art befasst (Berufsbild)

Cross Translation:
FromToVia
Architekt arkitekt architect — designer of buildings
Architekt arkitekt; byggmästare architectepersonne diplômée dont la profession consiste à concevoir des édifices et à en diriger la construction.



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor Architekt (Zweeds) in het Duits

architekt:

architekt zelfstandig naamwoord

  1. architekt
    die Architektin

Vertaal Matrix voor architekt:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Architektin architekt arkitekt; byggmästare

Verwante vertalingen van Architekt