Overzicht
Duits naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Abzweigung:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abzweigung (Duits) in het Zweeds

Abzweigung:

Abzweigung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Abzweigung (Verzweigung; Gabelung)
    gatu korsningar
  2. die Abzweigung (dreiarmige Weggabelung; Verzweigung; Gabelung)
    trevägskorsning
  3. die Abzweigung (Gabelung)
    vägkorsning
  4. die Abzweigung (Kreuzung; Gabelung; Straßenkreuzung)
    korsning

Vertaal Matrix voor Abzweigung:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gatu korsningar Abzweigung; Gabelung; Verzweigung
korsning Abzweigung; Gabelung; Kreuzung; Straßenkreuzung Fußgängerbrücke; Fußgängerüberweg; Gabelung; Knotenpunkt; Kreuzbild; Kreuzpunkt; Kreuzung; Kreuzungsstelle; Kruzifix; Mittelpunkt; Punkt wo Linien sich kreuzen; Querweg; Schnittpunkt; Straßenkreuzung; Verkehrsknotenpunkt; Verkehrskreuzung; Zebrastreifen
trevägskorsning Abzweigung; Gabelung; Verzweigung; dreiarmige Weggabelung
vägkorsning Abzweigung; Gabelung Kreuzung

Synoniemen voor "Abzweigung":


Wiktionary: Abzweigung

Abzweigung
noun
  1. Ort, an dem sich zwei Wege kreuzen

Cross Translation:
FromToVia
Abzweigung sektion; gren; kvist branche — Traductions à trier suivant le sens