Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: unterbringen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: unterbringen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. unterbringen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor unterbringen (Duits) in het Nederlands

unterbringen:

unterbringen werkwoord (unterbringe, unterbringst, unterbringt, unterbracht, unterbracht)

  1. unterbringen (einquartieren; hausen; akkomodieren; )
    accommoderen; onderbrengen; huizen; herbergen; huisvesten; iemand huisvesten; onderdak verschaffen; onderdak geven; onderdak verlenen
    • accommoderen werkwoord (accomodeer, accomodeert, accomodeerde, accomodeerden, geaccomodeerd)
    • onderbrengen werkwoord (breng onder, brengt onder, bracht onder, brachten onder, ondergebracht)
    • huizen werkwoord (huis, huist, huisde, huisden, gehuisd)
    • herbergen werkwoord (herberg, herbergt, herbergde, herbergden, geherbergd)
    • huisvesten werkwoord (huisvest, huisvestte, huisvestten, gehuisvest)
    • iemand huisvesten werkwoord
    • onderdak verschaffen werkwoord (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
    • onderdak geven werkwoord (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)
    • onderdak verlenen werkwoord (verleen onderdak, verleent onderdak, verleende onderdak, verleenden onderdak, onderdak verleend)
  2. unterbringen (bergen; ablegen; deponieren; ablagern)
    zetten; plaatsen
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
  3. unterbringen (ablegen; setzen; legen; )
    leggen; plaatsen; zetten; deponeren; neerleggen; stationeren; neerzetten
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • neerleggen werkwoord (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • stationeren werkwoord (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)
    • neerzetten werkwoord (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  4. unterbringen (vergeben; verdingen; in Pflege geben)
    uitbesteden; aanbesteden
    • uitbesteden werkwoord (besteed uit, besteedt uit, besteedde uit, besteedden uit, uitbesteed)
    • aanbesteden werkwoord (besteed aan, besteedt aan, besteedde aan, besteedden aan, aanbesteed)
  5. unterbringen (jemandem Unterkunft bieten; beherbergen; akkomodieren; einquartieren)
    onderdak verschaffen; plaatsen; huisvesten; herbergen; onderbrengen; onderdak geven; iemand onderdak verlenen
    • onderdak verschaffen werkwoord (verschaf onderdak, verschaft onderdak, verschafte onderdak, verschaften onderdak, onderdak verschaft)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • huisvesten werkwoord (huisvest, huisvestte, huisvestten, gehuisvest)
    • herbergen werkwoord (herberg, herbergt, herbergde, herbergden, geherbergd)
    • onderbrengen werkwoord (breng onder, brengt onder, bracht onder, brachten onder, ondergebracht)
    • onderdak geven werkwoord (geef onderdak, geeft onderdak, gaf onderdak, gaven onderdak, onderdak gegeven)
  6. unterbringen (deponieren; ablagern; ablegen; wegbergen)
    leggen; deponeren
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  7. unterbringen (legen; ablagern; deponieren; bergen)
    leggen; zetten; plaatsen
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
  8. unterbringen (unteraus legen; stecken; legen; )
    neerleggen; onderuit halen

Conjugations for unterbringen:

Präsens
  1. unterbringe
  2. unterbringst
  3. unterbringt
  4. unterbringen
  5. unterbringt
  6. unterbringen
Imperfekt
  1. unterbracht
  3. unterbracht
  4. unterbrachen
  5. unterbracht
  6. unterbrachen
Perfekt
  1. habe unterbracht
  2. hast unterbracht
  3. hat unterbracht
  4. haben unterbracht
  5. habt unterbracht
  6. haben unterbracht
1. Konjunktiv [1]
  1. unterbringe
  2. unterbringest
  3. unterbringe
  4. unterbringen
  5. unterbringet
  6. unterbringen
2. Konjunktiv
  1. unterbräche
  2. unterbrächest
  3. unterbräche
  4. unterbrächen
  5. unterbrächet
  6. unterbrächen
Futur 1
  1. werde unterbringen
  2. wirst unterbringen
  3. wird unterbringen
  4. werden unterbringen
  5. werdet unterbringen
  6. werden unterbringen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde unterbringen
  2. würdest unterbringen
  3. würde unterbringen
  4. würden unterbringen
  5. würdet unterbringen
  6. würden unterbringen
Diverses
  1. unterbring!
  2. unterbringt!
  3. unterbringen Sie!
  5. unterbracht
  6. unterbringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor unterbringen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leggen Aufhören mit arbeiten
neerleggen Abschießen; Niederschießen; Totschießen
neerzetten Absetzen
zetten Satz; Setzarbeit; Setzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbesteden in Pflege geben; unterbringen; verdingen; vergeben
accommoderen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen akkomodieren; anpassen
deponeren ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen; wegbergen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen; speichern; stürzen
herbergen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
huisvesten akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
huizen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
iemand huisvesten akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
iemand onderdak verlenen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; jemandem Unterkunft bieten; unterbringen
leggen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen; wegbergen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; lagern; niederlegen
neerleggen ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen ablegen; aufbewahren; aufheben; bergen; bewahren; deponieren; hinlegen; hinterlegen; lagern; niederlegen
neerzetten ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen einordnen; einräumen; hinstellen
onderbrengen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
onderdak geven akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
onderdak verlenen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; leben; unterbringen; wohnen
onderdak verschaffen akkomodieren; beherbergen; einquartieren; hausen; jemandem Unterkunft bieten; leben; unterbringen; wohnen
onderuit halen ablegen; abstellen; anbringen; aufstellen; betten; brühen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; einteilen; einweisen; fügen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; laichen; legen; schalten; schlingen; setzen; stationieren; stecken; stellen; unteraus legen; unterbringen; vergeben; verlegen
plaatsen ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; akkomodieren; anbringen; aufstellen; austreiben; beherbergen; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einquartieren; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; jemandem Unterkunft bieten; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen ablegen; anlegen; aufbewahren; aufheben; aufstellen; ausfindig machen; bauen; bergen; bewahren; deponieren; einordnen; einrichten; einräumen; einsetzen; gruppieren; hinlegen; hinstellen; installieren; lagern; lokalisieren; niederlegen; plazieren; postieren; räumlich anordnen; stellen
stationeren ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen aufstellen; deponieren; einsetzen; installieren; plazieren; postieren; stellen
uitbesteden in Pflege geben; unterbringen; verdingen; vergeben
zetten ablagern; ablegen; abstellen; abstreifen; anbringen; aufstellen; austreiben; beisetzen; bergen; deponieren; einordnen; einräumen; einrücken; einstellen; gruppieren; herstellen; hinlegen; hinstellen; installieren; legen; setzen; stationieren; stellen; unterbringen einordnen; einräumen; hinstellen

Synoniemen voor "unterbringen":


Wiktionary: unterbringen

unterbringen
verb
  1. huisvesten
Cross Translation:
FromToVia
• unterbringen → herbergen; onderbrengen ↔ accommodate — to provide housing for
• unterbringen → onderbrengen ↔ house — admit to residence
• unterbringen → kwartieren; inkwartieren; onderbrengen ↔ quarter — provide housing
• unterbringen → te slapen leggen; onderbrengen ↔ sleep — to accommodate







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0650 seconde
Page rendered in 1.0 seconds