Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: umziehen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: umziehen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. umziehen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor umziehen (Duits) in het Nederlands

umziehen:

umziehen werkwoord (ziehe um, ziehst um, zieht um, zog um, zogt um, umgezogen)

  1. umziehen (übersiedeln)
    verhuizen
    • verhuizen werkwoord (verhuis, verhuist, verhuisde, verhuisden, verhuisd)
  2. umziehen
    verhuizen; verkassen
    • verhuizen werkwoord (verhuis, verhuist, verhuisde, verhuisden, verhuisd)
    • verkassen werkwoord
  3. umziehen (umkleiden; verkleiden; hüllen)
    omkleden; verkleden; andere kleren aantrekken
  4. umziehen (hinzufügen; einschließen; beifügen; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten werkwoord
  5. umziehen (einkapseln; umfassen; enthalten; )
    omtrekken
    • omtrekken werkwoord (trek om, trekt om, trok om, trokken om, omgetrokken)

Conjugations for umziehen:

Präsens
  1. ziehe um
  2. ziehst um
  3. zieht um
  4. ziehen um
  5. zieht um
  6. ziehen um
Imperfekt
  1. zog um
  2. zogst um
  3. zog um
  4. zogen um
  5. zogt um
  6. zogen um
Perfekt
  1. habe umgezogen
  2. hast umgezogen
  3. hat umgezogen
  4. haben umgezogen
  5. habt umgezogen
  6. haben umgezogen
1. Konjunktiv [1]
  1. ziehe um
  2. ziehest um
  3. ziehe um
  4. ziehen um
  5. ziehet um
  6. ziehen um
2. Konjunktiv
  1. zöge um
  2. zögest um
  3. zöge um
  4. zögen um
  5. zöget um
  6. zögen um
Futur 1
  1. werde umziehen
  2. wirst umziehen
  3. wird umziehen
  4. werden umziehen
  5. werdet umziehen
  6. werden umziehen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde umziehen
  2. würdest umziehen
  3. würde umziehen
  4. würden umziehen
  5. würdet umziehen
  6. würden umziehen
Diverses
  1. zieh um!
  2. zieht um!
  3. ziehen Sie um!
  5. umgezogen
  6. umziehend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor umziehen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen Aneinanderreihen; Anfügen
toevoegen Aneinanderreihen; Anfügen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andere kleren aantrekken hüllen; umkleiden; umziehen; verkleiden
bijsluiten anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; zufügen; zugeben; zulegen
bijvoegen anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; anschließen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; zufügen; zugeben; zulegen
insluiten anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln einbetten; einhegen; einkreisen; einpferchen; einrahmen; einschließen; einsäumen; umfassen; umringen; umschließen
omkleden hüllen; umkleiden; umziehen; verkleiden
omtrekken einkapseln; einkreisen; enthalten; erfassen; umfassen; umschließen; umziehen
toevoegen anfügen; beifügen; beilegen; beschränken; bestreichen; blockieren; eindeichen; eindämmen; einhegen; einkapseln; einkreisen; einpferchen; einschließen; einschränken; einsperren; einsäumen; enthalten; erfassen; hinzufügen; schließen; umfassen; umschließen; umziehen; verkapseln anfügen; beifügen; beigeben; beilegen; beimischen; beisetzen; hineintun; hinzufügen; hinzulegen; hinzumengen; hinzumischen; hinzuzählen; komplettieren; mitrechnen; mitzählen; vervollständigen; zufügen; zugeben; zulegen
verhuizen umziehen; übersiedeln
verkassen umziehen
verkleden hüllen; umkleiden; umziehen; verkleiden tarnen; umkleiden; verkleiden; vermummen

Synoniemen voor "umziehen":


Wiktionary: umziehen

umziehen
verb
  1. den Wohnsitz wechseln
  2. reflexiv: Das Gewand wechseln
umziehen
verb
  1. (in België) emigreren; ook verhuizen naar een ander landsgedeelte in België
  2. van woonplaats veranderen
  3. de inboedel van een ander overbrengen
Cross Translation:
FromToVia
• umziehen → zich omkleden ↔ change — to replace one's own clothing
• umziehen → verhuizen ↔ move — to change residence







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0943 seconde
Page rendered in 1.0 seconds