Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: stöbern

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: stöbern

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. stöbern:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor stöbern (Duits) in het Nederlands

stöbern:

stöbern werkwoord (stöbere, stöberst, stöbert, stöberte, stöbertet, gestöbert)

  1. stöbern (schnüffeln; herumkramen; spionieren)
    speuren; neuzen
    • speuren werkwoord (speur, speurt, speurde, speurden, gespeurd)
    • neuzen werkwoord (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)
  2. stöbern (blättern)
    bladeren
    • bladeren werkwoord (blader, bladert, bladerde, bladerden, gebladerd)
  3. stöbern (wühlen; kramen; grapschen; )
    graaien; grabbelen; snuffelen
    • graaien werkwoord (graai, graait, graaide, graaiden, gegraaid)
    • grabbelen werkwoord (grabbel, grabbelt, grabbelde, grabbelden, gegrabbeld)
    • snuffelen werkwoord (snuffel, snuffelt, snuffelde, snuffelden, gesnuffeld)
  4. stöbern (wühlen; grabbeln; kramen; herumkramen)
    in iets rondtasten; graaien; rommelen; grabbelen
    • in iets rondtasten werkwoord
    • graaien werkwoord (graai, graait, graaide, graaiden, gegraaid)
    • rommelen werkwoord (rommel, rommelt, rommelde, rommelden, gerommeld)
    • grabbelen werkwoord (grabbel, grabbelt, grabbelde, grabbelden, gegrabbeld)
  5. stöbern (wirbeln; drehen; winden; )
    draaien; kolken; ronddraaien
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • kolken werkwoord (kolk, kolkt, kolkte, kolkten, gekolkt)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)

Conjugations for stöbern:

Präsens
  1. stöbere
  2. stöberst
  3. stöbert
  4. stöberen
  5. stöbert
  6. stöberen
Imperfekt
  1. stöberte
  2. stöbertest
  3. stöberte
  4. stöberten
  5. stöbertet
  6. stöberten
Perfekt
  1. habe gestöbert
  2. hast gestöbert
  3. hat gestöbert
  4. haben gestöbert
  5. habt gestöbert
  6. haben gestöbert
1. Konjunktiv [1]
  1. stöbere
  2. stöberest
  3. stöbere
  4. stöberen
  5. stöberet
  6. stöberen
2. Konjunktiv
  1. stöberte
  2. stöbertest
  3. stöberte
  4. stöberten
  5. stöbertet
  6. stöberten
Futur 1
  1. werde stöbern
  2. wirst stöbern
  3. wird stöbern
  4. werden stöbern
  5. werdet stöbern
  6. werden stöbern
1. Konjunktiv [2]
  1. würde stöbern
  2. würdest stöbern
  3. würde stöbern
  4. würden stöbern
  5. würdet stöbern
  6. würden stöbern
Diverses
  1. stöber!
  2. stöbert!
  3. stöberen Sie!
  5. gestöbert
  6. stöbernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor stöbern:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
draaien Drehen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bladeren blättern; stöbern browsen; durchblättern; durchsuchen
draaien ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln Zweifingerdrehung; drehen; eindrehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kreiseln; kugeln; rollen; rotieren; schwenken; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen; wenden; wirbeln
graaien grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; kramen; rummeln; schachern; stöbern; wühlen grapschen; klemmen; krallen; wegkappern
grabbelen grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; kramen; rummeln; schachern; stöbern; wühlen
in iets rondtasten grabbeln; herumkramen; kramen; stöbern; wühlen
kolken ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln kreiseln; sich drehen; wirbeln
neuzen herumkramen; schnüffeln; spionieren; stöbern
rommelen grabbeln; herumkramen; kramen; stöbern; wühlen baggern; basteln; einenWirbelschlagen; fummeln; herumdoktern; herumfingern; herumpfuschen; pfuschen; rasseln; rauhabhobeln; stümpern; trommeln; wirbeln
ronddraaien ausreden; drechseln; drehen; herumdrehen; herumwirbeln; heucheln; kreiseln; mit dem Kreisel spielen; quirlen; rieseln; rollen; schwenken; sichdrehen; strudeln; stöbern; säuseln; winden; wirbeln drehen; herumdrehen; herumschwenken; herumwirbeln; kehren; kugeln; rollen; rotieren; sich drehen; sich herum drehen; sich wälzen; transformieren; umdrehen; umkehren; umwenden; verdrehen
snuffelen grabbeln; grapschen; grapsen; herumkramen; kramen; rummeln; schachern; stöbern; wühlen beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; durchsuchen; fahnden; grasen; herumschnüffeln; nachforschen; schnüffeln; sichern; spionieren; spähen; spüren; suchen; wittern
speuren herumkramen; schnüffeln; spionieren; stöbern ausforschen; befragen; beschnuppern; beschnüffeln; durch die Nase einziehen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; grasen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; schnüffeln; sichern; spähen; spüren; suchen; untersuchen; wittern; überprüfen

Synoniemen voor "stöbern":


Wiktionary: stöbern

stöbern
verb
  1. nieuwsgierig doorzoeken







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0376 seconde
Page rendered in 1.0 seconds