Duits
Uitgebreide vertaling voor schlingern (Duits) in het Nederlands
schlingern:
-
schlingern (baumeln; schlenkern)
-
schlingern (schwenken)
-
schlingern (schaukeln; fließen; wallen; schlingen; winken; schleudern; wogen; wiegen; pendeln; dünen; schwingen; schwenken; herumfliegen; schwanken; wackeln; baumeln; flattern; schmettern; wippen; schlittern; schlenkern; watscheln; schlackern; tänzeln; sichwellen)
-
schlingern (schlenkern; baumeln)
-
schlingern (hin und her wanken; schwenken; pendeln; schwanken; schwingen; schleudern; schaukeln; taumeln; wanken; schlenkern)
-
schlingern (aus dem Gleichgewicht kommen)
uit zijn evenwicht raken-
uit zijn evenwicht raken werkwoord (raak uit zijn evenwicht, raakt uit zijn evenwicht, raakte uit zijn evenwicht, raakten uit zijn evenwicht, uit zijn evenwicht geraakt)
-
-
schlingern (durcheinandergeraten; vermengen)
door elkaar halen; in de war maken-
door elkaar halen werkwoord (haal door elkaar, haalt door elkaar, haalde door elkaar, haalden door elkaar, door elkaar gehaald)
-
in de war maken werkwoord (maak in de war, maakt in de war, maakte in de war, maakten in de war, in de war gemaakt)
-
Conjugations for schlingern:
Präsens
- schlingere
- schlingerst
- schlingert
- schlingeren
- schlingert
- schlingeren
Imperfekt
- schlingerte
- schlingertest
- schlingerte
- schlingerten
- schlingertet
- schlingerten
Perfekt
- habe geschlingert
- hast geschlingert
- hat geschlingert
- haben geschlingert
- habt geschlingert
- haben geschlingert
1. Konjunktiv [1]
- schlingere
- schlingerest
- schlingere
- schlingeren
- schlingeret
- schlingeren
2. Konjunktiv
- schlingerte
- schlingertest
- schlingerte
- schlingerten
- schlingertet
- schlingerten
Futur 1
- werde schlingern
- wirst schlingern
- wird schlingern
- werden schlingern
- werdet schlingern
- werden schlingern
1. Konjunktiv [2]
- würde schlingern
- würdest schlingern
- würde schlingern
- würden schlingern
- würdet schlingern
- würden schlingern
Diverses
- schlinger!
- schlingert!
- schlingeren Sie!
- geschlingert
- schlingernd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor schlingern:
Wiktionary: schlingern
schlingern
verb
-
een zijdelingse beweging maken