Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
-
hochgehen:
-
Wiktionary:
hochgehen → springen, ontploffen -
Synoniemen voor "hochgehen":
detonieren; explodieren; platzen
-
Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor hochgehen (Duits) in het Nederlands
hochgehen: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- hoch: hoog; hooggelegen; vaak; regelmatig; dikwijls; veelvuldig; meermaals; frequent; menigmaal; schitterend; tof; gaaf; mieters; enorm; gigantisch; immens; reusachtig; in zeer hoge mate
- gehen: gaan; zich begeven; lopen; zich voortbewegen; uitgaan; stappen; de hort op gaan; opstaan; rijzen; gaan staan; omhoogrijzen; functioneren; obsederen; banjeren
- Gehen: vertrekken; weggaan
hochgehen:
Synoniemen voor "hochgehen":
Wiktionary: hochgehen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• hochgehen | → springen; ontploffen | ↔ blow — to explode |