Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- heil:
- Heil:
- Wiktionary:
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- heil:
- Wiktionary:
Duits
Uitgebreide vertaling voor heil (Duits) in het Nederlands
heil:
-
heil (intakt; ganz; vollkommen; unbeschädigt; total; ganz und gar; vollständig; gänzlich; komplett; gesamt; fehlerfrei)
-
heil (inbesterForm; gesund; fit; gutsituiert; blühend; gutgestellt; wohlhabend; glühend; finanzstark; springlebendig; wohlauf; heilsam; behäbig; hygienisch)
-
heil (unbenutzt; ungerührt; unbewegt; neu; ungebraucht; unangetastet; rein; ledig; leer; frisch; gleichgültig; gelassen; unversehrt; intakt; unberührt; nichtig; freistehend; ungekünstelt; ungekürzt)
onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken-
onaangeroerd bijvoeglijk naamwoord
-
onaangetast bijvoeglijk naamwoord
-
ongebruikt bijvoeglijk naamwoord
-
ongeopend bijvoeglijk naamwoord
-
onaangebroken bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor heil:
Heil:
Vertaal Matrix voor Heil:
Synoniemen voor "Heil":
Heil...:
Synoniemen voor "Heil...":
Verwante vertalingen van heil
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor heil (Nederlands) in het Duits
heil:
-
het heil (voorspoed; welzijn)
-
het heil (zegen; voorspoed; zegening; zaligheid; gezegende toestand; zegenen)
-
het heil (zegen; voorspoed; zegening; zegenen; gezegende toestand; wijding)
der Segen; die Segnung; die Seligkeit; die Herrlichkeit; die Einweihung; die Einsetzung; die Heiligkeit; die Einsegnung; die Heiligung; die Segenspendung