Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- gerinnen:
- Gerinnen:
-
Wiktionary:
- gerinnen → stremmen, stollen, coaguleren
Duits
Uitgebreide vertaling voor gerinnen (Duits) in het Nederlands
gerinnen:
-
gerinnen (sauer werden)
-
gerinnen (steif werden; verdicken; käsen)
Conjugations for gerinnen:
Präsens
- gerinne
- gerinnst
- gerinnt
- gerinnen
- gerinnt
- gerinnen
Imperfekt
- gerann
- gerannst
- gerann
- gerannen
- gerannt
- gerannen
Perfekt
- bin geronnen
- bist geronnen
- ist geronnen
- sind geronnen
- seid geronnen
- sind geronnen
1. Konjunktiv [1]
- gerinne
- gerinnest
- gerinne
- gerinnen
- gerinnet
- gerinnen
2. Konjunktiv
- gerönne
- gerönnest
- gerönne
- gerönnen
- gerönnet
- gerönnen
Futur 1
- werde gerinnen
- wirst gerinnen
- wird gerinnen
- werden gerinnen
- werdet gerinnen
- werden gerinnen
1. Konjunktiv [2]
- würde gerinnen
- würdest gerinnen
- würde gerinnen
- würden gerinnen
- würdet gerinnen
- würden gerinnen
Diverses
- gerinne!
- gerinnt!
- gerinnen Sie!
- geronnen
- gerinnend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor gerinnen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
opstijven | gerinnen; käsen; steif werden; verdicken | |
schiften | gerinnen; sauer werden | auslesen; auswählen; gliedern; herauspicken; heraussuchen; ordnen; selektieren; sichten; sieben; sortieren |
verzuren | gerinnen; sauer werden | |
zuur worden | gerinnen; sauer werden |
Gerinnen:
-
Gerinnen (Gerinnungsmittel; Erstarrung)
Vertaal Matrix voor Gerinnen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
stolling | Erstarrung; Gerinnen; Gerinnungsmittel |