Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: eingreifen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: eingreifen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. eingreifen:
  2. Eingreifen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor eingreifen (Duits) in het Nederlands

eingreifen:

eingreifen werkwoord (greife ein, greifst ein, greift ein, griff ein, grifft ein, eingegriffen)

  1. eingreifen (vermitteln; intervenieren; zusammenfallen; )
    interfereren; interveniëren; tussenkomen; ingrijpen; interrumperen; bemiddelen; tussenbeide komen
    • interfereren werkwoord (interfereer, interfereert, interfereerde, interfereerden, geïnterfereerd)
    • interveniëren werkwoord (interveniëer, interveniëert, interveniëerde, interveniëerden, geïnterveniëerd)
    • tussenkomen werkwoord (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)
    • ingrijpen werkwoord (grijp in, grijpt in, greep in, grepen in, ingegrepen)
    • interrumperen werkwoord (interrumpeer, interrumpeert, interrumpeerde, interrumpeerden, geïnterrumpeerd)
    • bemiddelen werkwoord (bemiddel, bemiddelt, bemiddelde, bemiddelden, bemiddeld)
    • tussenbeide komen werkwoord (kom tussenbeide, komt tussenbeide, kwam tussenbeide, kwamen tussenbeide, tussenbeide gekomen)
  2. eingreifen (ergreifen; packen; greifen; )
    grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen
    • grijpen werkwoord (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • pakken werkwoord (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • vangen werkwoord (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
    • verstrikken werkwoord (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)
    • vatten werkwoord (vat, vatte, vatten, gevat)
    • klauwen werkwoord (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)
  3. eingreifen (Abnormal intrigieren; grabbeln; backen; )
    obsederen
    • obsederen werkwoord (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)

Conjugations for eingreifen:

Präsens
  1. greife ein
  2. greifst ein
  3. greift ein
  4. greifen ein
  5. greift ein
  6. greifen ein
Imperfekt
  1. griff ein
  2. griffst ein
  3. griff ein
  4. griffen ein
  5. grifft ein
  6. griffen ein
Perfekt
  1. habe eingegriffen
  2. hast eingegriffen
  3. hat eingegriffen
  4. haben eingegriffen
  5. habt eingegriffen
  6. haben eingegriffen
1. Konjunktiv [1]
  1. greife ein
  2. greifest ein
  3. greife ein
  4. greifen ein
  5. greifet ein
  6. greifen ein
2. Konjunktiv
  1. griffe ein
  2. griffest ein
  3. griffe ein
  4. griffen ein
  5. griffet ein
  6. griffen ein
Futur 1
  1. werde eingreifen
  2. wirst eingreifen
  3. wird eingreifen
  4. werden eingreifen
  5. werdet eingreifen
  6. werden eingreifen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde eingreifen
  2. würdest eingreifen
  3. würde eingreifen
  4. würden eingreifen
  5. würdet eingreifen
  6. würden eingreifen
Diverses
  1. greif ein!
  2. greift ein!
  3. greifen Sie ein!
  5. eingegriffen
  6. eingreifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor eingreifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grijpen Arestieren
vatten Begreifen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemiddelen eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen unterhandeln; vermitteln
grijpen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anfassen; anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; festhalten; grapschen; greifen; klemmen; krallen; packen; wegkappern; zugreifen; zulangen
ingrijpen eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen zugreifen; zulangen
interfereren eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen
interrumperen eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen ins Wort fallen; unterbrechen
interveniëren eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen
klauwen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten
obsederen Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften
pakken abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anwenden; bekommen; benutzen; erfassen; gebrauchen; handhaben; hantieren; holen; nehmen; packen; verwenden
tussenbeide komen eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen
tussenkomen eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen unterhandeln; vermitteln
vangen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten abfangen; bestricken; etwas bekommen; fesseln; grabbeln; greifen; hervorholen
vatten abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anpacken; begreifen; einsperren; fassen; fesseln; festgreifen; festnehmen; greifen; packen; verhaften
verstrikken abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten

Synoniemen voor "eingreifen":


Wiktionary: eingreifen

eingreifen
verb
  1. handelen om een probleem te voorkomen of op te lossen
  2. tussenbeide komen
adverb
  1. tussenbeide komen
Cross Translation:
FromToVia
• eingreifen → binnendringen ↔ encroach — to intrude unrightfully on someone else's rights or territory
• eingreifen → tussenkomen; interveniëren; ingrijpen ↔ intervene — to come between, or to be between, persons or things

Eingreifen:

Eingreifen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Eingreifen (Intervention; Eingriff; Einmischung)
    de interventie; de ingreep; de tussenkomst; de inmenging
  2. Eingreifen (Vermittlung; Intervention; Eingriff; Einmischung)
    de interferentie; de bemiddeling

Vertaal Matrix voor Eingreifen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemiddeling Eingreifen; Eingriff; Einmischung; Intervention; Vermittlung
ingreep Eingreifen; Eingriff; Einmischung; Intervention
inmenging Eingreifen; Eingriff; Einmischung; Intervention Einmischung; Einschaltung; Unterbrechung
interferentie Eingreifen; Eingriff; Einmischung; Intervention; Vermittlung
interventie Eingreifen; Eingriff; Einmischung; Intervention
tussenkomst Eingreifen; Eingriff; Einmischung; Intervention

Synoniemen voor "Eingreifen":


Verwante vertalingen van eingreifen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0473 seconde
Page rendered in 1.0 seconds