Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: abwägen

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: abwägen

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Abwägen:
  2. abwägen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor abwägen (Duits) in het Nederlands

Abwägen:

Abwägen [das ~] zelfstandig naamwoord

  1. Abwägen (Bedenken)
    het overwegen; afwegen

Vertaal Matrix voor Abwägen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen Abwägen; Bedenken
overwegen Abwägen; Bedenken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen abwegen; abwägen; ausmachen; aussetzen; auswegen; bedenken; beschauen; bestimmen; betrachten; ermessen; ernennen; erwägen; mit sorge betrachten; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen
overwegen Sitzung halten; abwägen; ausmachen; aussetzen; bedenken; beraten; beratschlagen; beschauen; bestimmen; betrachten; eine Versammlung abhalten; ermessen; ernennen; erwägen; konferieren; reflektieren; schätzen; sich beraten; sichberaten; spekulieren; tagen; taxieren; veranschlagen; überdenken; überlegen; überschlagen

abwägen:

abwägen werkwoord (wäge ab, wägst ab, wägt ab, wägte ab, wägtet ab, abgewägt)

  1. abwägen (sichberaten)
    overwegen; in overweging nemen; considereren
  2. abwägen (beratschlagen; beraten; sich beraten; )
    overwegen; beraadslagen
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • beraadslagen werkwoord (beraadslaag, beraadslaagt, beraadslaagde, beraadslaagden, beraadslaagd)
    overleggen
    – het praten erover 1
    • overleggen werkwoord (overleg, overlegt, overlegde, overlegden, overlegd)
  3. abwägen (veranschlagen; überschlagen; ausmachen; )
    overwegen; afwegen; overdenken
    • overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)
    • afwegen werkwoord (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
    • overdenken werkwoord (overdenk, overdenkt, overdacht, overdachten, overdacht)
  4. abwägen (mit sorge betrachten)
    afwegen; met zorg wegen

Conjugations for abwägen:

Präsens
  1. wäge ab
  2. wägst ab
  3. wägt ab
  4. wägen ab
  5. wägt ab
  6. wägen ab
Imperfekt
  1. wägte ab
  2. wägtest ab
  3. wägte ab
  4. wägten ab
  5. wägtet ab
  6. wägten ab
Perfekt
  1. habe abgewägt
  2. hast abgewägt
  3. hat abgewägt
  4. haben abgewägt
  5. habt abgewägt
  6. haben abgewägt
1. Konjunktiv [1]
  1. wäge ab
  2. wägest ab
  3. wäge ab
  4. wägen ab
  5. wäget ab
  6. wägen ab
2. Konjunktiv
  1. wägte ab
  2. wägtest ab
  3. wägte ab
  4. wägten ab
  5. wägtet ab
  6. wägten ab
Futur 1
  1. werde abwägen
  2. wirst abwägen
  3. wird abwägen
  4. werden abwägen
  5. werdet abwägen
  6. werden abwägen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde abwägen
  2. würdest abwägen
  3. würde abwägen
  4. würden abwägen
  5. würdet abwägen
  6. würden abwägen
Diverses
  1. wäg ab!
  2. wägt ab!
  3. wägen Sie ab!
  5. abgewägt
  6. abwägend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor abwägen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen Abwägen; Bedenken
overwegen Abwägen; Bedenken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwegen abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; mit sorge betrachten; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen abwegen; aussetzen; auswegen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; schätzen; spekulieren; taxieren; überdenken; überlegen
beraadslagen Sitzung halten; abwägen; beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten; konferieren; sich beraten; tagen
considereren abwägen; sichberaten
in overweging nemen abwägen; sichberaten
met zorg wegen abwägen; mit sorge betrachten
overdenken abwägen; ausmachen; bestimmen; ermessen; schätzen; taxieren; veranschlagen; überschlagen ausdenken; aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; brüten; erfinden; ernennen; ersinnen; erwägen; grübeln; nachdenken; nachdenken über; nachsinnen über; nachsinnenüber; phantasieren; reflektieren; sich ausdenken; sinnen; spekulieren; überdenken; überlegen
overleggen Sitzung halten; abwägen; beraten; beratschlagen; eine Versammlung abhalten; konferieren; sich beraten; tagen
overwegen Sitzung halten; abwägen; ausmachen; beraten; beratschlagen; bestimmen; eine Versammlung abhalten; ermessen; konferieren; schätzen; sich beraten; sichberaten; tagen; taxieren; veranschlagen; überschlagen aussetzen; bedenken; beschauen; betrachten; ernennen; erwägen; reflektieren; spekulieren; überdenken; überlegen

Synoniemen voor "abwägen":


Wiktionary: abwägen

Cross Translation:
FromToVia
• abwägen → kritiseren; beoordelen; bekritiseren ↔ criticise — to evaluate
• abwägen → beraadslagen; doordenken; overwegen ↔ deliberate — consider carefully
• abwägen → wegen; zwaar zijn; het gewicht bepalen; afwegen ↔ peser — appuyer fortement sur une chose, faire sentir son poids.



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor abwägen (Nederlands) in het Duits







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0619 seconde
Page rendered in 1.0 seconds