Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Zoek: Trainer

Duitse en Nederlandse zoekresultaten voor: Trainer

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Trainer:
- trainer; oefenmeester; coach; paardendresseur; dressuur
Wiktionary:
- Trainer → trainer, coach, trainster

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

trainer:
- Trainer; Übungsleiter
Wiktionary:
- trainer → Trainer

Duits

Uitgebreide vertaling voor Trainer (Duits) in het Nederlands

Trainer:

Trainer [der ~] zelfstandig naamwoord

der Trainer (Übungsleiter)
de trainer; de oefenmeester
- trainer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- oefenmeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Trainer (Übungsleiter)
de coach; de oefenmeester
- coach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- oefenmeester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
der Trainer (Dresseur; Übungsleiter)
paardendresseur; de dressuur
- paardendresseur [znw.] zelfstandig naamwoord
- dressuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Trainer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
coach	Trainer; Übungsleiter
dressuur	Dresseur; Trainer; Übungsleiter	Dresseur; Dressur
oefenmeester	Trainer; Übungsleiter	Ausbilder; Hauslehrer; Lehrer
paardendresseur	Dresseur; Trainer; Übungsleiter
trainer	Trainer; Übungsleiter

Synoniemen voor "Trainer":

Coach; Berufstätiger

Wiktionary: Trainer

Cross Translation:

From	To	Via
• Trainer	→ trainer; coach	↔ coach — trainer
• Trainer	→ trainer; trainster	↔ trainer — person who trains another; coach
• Trainer	→ trainer	↔ entraineur — Celui qui entrainer (en particulier un cheval).
• Trainer	→ trainer	↔ entraîneur — Celui qui entraîner (en particulier un cheval).

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Trainer (Nederlands) in het Duits

trainer:

trainer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de trainer (oefenmeester)
der Trainer; der Übungsleiter
- Trainer [der ~] zelfstandig naamwoord
- Übungsleiter [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor trainer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Trainer	oefenmeester; trainer	coach; dressuur; oefenmeester; paardendresseur
Übungsleiter	oefenmeester; trainer	coach; dressuur; oefenmeester; paardendresseur

Verwante woorden van "trainer":

traineren, trainers

Wiktionary: trainer

Cross Translation:

From	To	Via
• trainer	→ Trainer	↔ coach — trainer
• trainer	→ Trainer	↔ trainer — person who trains another; coach
• trainer	→ Trainer	↔ entraineur — Celui qui entrainer (en particulier un cheval).
• trainer	→ Trainer	↔ entraîneur — Celui qui entraîner (en particulier un cheval).