Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. Saisonarbeiter:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Saisonarbeiter (Duits) in het Nederlands

Saisonarbeiter:

Saisonarbeiter [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Saisonarbeiter
    seizoenswerker; de seizoenarbeider
  2. der Saisonarbeiter
    de seizoenarbeider

Vertaal Matrix voor Saisonarbeiter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
seizoenarbeider Saisonarbeiter
seizoenswerker Saisonarbeiter

Wiktionary: Saisonarbeiter

Saisonarbeiter
noun
  1. arbeider in een seizoenbedrijf