Duits

Uitgebreide vertaling voor Ranke (Duits) in het Nederlands

Ranke:

Ranke [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Ranke (Sproß; Trieb; Ausläufer)
    het ranken; de rank
    • ranken [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rank [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Ranke
    de rank
    • rank [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Ranke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rank Ausläufer; Ranke; Sproß; Trieb Sproß
ranken Ausläufer; Ranke; Sproß; Trieb
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rank dünn; fein; flatterhaft; grazil; grundlos; instabil; leichtgebaut; rank; schlank; schmächtig; schwankend; unbeständig; unfest; ungewiß; unsicher; unsolide; unzuverlässig; veränderlich; wackelig; wandelbar; wankelmütig; wechselhaft; zart; zerbrechlich; zierlich; zierlich gebaut

Wiktionary: Ranke


Cross Translation:
FromToVia
Ranke rank tendril — a thin, spirally coiling stem
Ranke rank vrille — Pousse filiforme d’une plante grimpante

Ränke:

Ränke [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Ränke (Mauschelei; Intrigen; Kungelei)
    de intrige; het gekonkel; de konkelarij

Vertaal Matrix voor Ränke:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gekonkel Intrigen; Kungelei; Mauschelei; Ränke
intrige Intrigen; Kungelei; Mauschelei; Ränke Plot
konkelarij Intrigen; Kungelei; Mauschelei; Ränke

Synoniemen voor "Ränke":




Nederlands

Uitgebreide vertaling voor Ranke (Nederlands) in het Duits

rank:

rank [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de rank (uitloper)
    der Sproß
    • Sproß [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de rank (ranken)
    der Sproß; die Ranke; der Trieb; der Ausläufer
    • Sproß [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ranke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Trieb [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ausläufer [der ~] zelfstandig naamwoord
  3. de rank
    die Ranke
    • Ranke [die ~] zelfstandig naamwoord

rank bijvoeglijk naamwoord

  1. rank (wankel; wankelend; wankelbaar; los; onvast)
    wackelig; instabil; flatterhaft; unsicher; grundlos; schlank; unzuverlässig; wechselhaft; ungewiß; rank; unbeständig; schwankend; schmächtig; wandelbar; unfest; veränderlich; wankelmütig; unsolide
  2. rank (dun van gestalte; mager)
    schlank; rank; schmächtig
  3. rank (fijngebouwd; slank; dun; tenger; fijn)
    schlank; dünn; schmächtig; leichtgebaut; fein; zart; zierlich; zerbrechlich; rank; grazil; zierlich gebaut

Vertaal Matrix voor rank:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausläufer rank; ranken barkrukken; knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers
Ranke rank; ranken
Sproß rank; ranken; uitloper afstammeling; loot; nakomeling; scheut; spruit; stekje; telg
Trieb rank; ranken aandrift; drift; drijven van vee; genoegen; genot; instinct; jonge plant; jool; leut; loot; lust; plantestekje; plezier; pret; scheut; schoot; seksuele begeerte; spruit; stek; stekje; voortgedreven vee
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dünn dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armzalig; dun; fijn; geen vet op de botten hebbende; iel; ijl; karig; krukkig; mager; onbeholpen; onhandig; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slungelig; spichtig; sprieterig; stumperig; stuntelig; subtiel; sukkelig; tenger; van geringe dichtheid; waterachtig; waterig
fein dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger aangenaam; aardig; armzalig; behaaglijk; bijzonder aangenaam; breekbaar; broos; chic; cru; decoratief; delicaat; dun; eerlijk; elegant; esthetisch; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; geraffineerd; gracieus; iel; ijl; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; leuk; lief; mager; modieuze verfijning; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openlijk; oprecht; plezant; plezierig; pover; prettig; rechtschapen; rechttoe rechtaan; schamel; schraal; sierlijk; slank en smal; slap; smaakvol; stijlvol; subtiel; sympathiek; teder; teer; tenger; van geringe dichtheid; verfijnd; wankel; zwak
flatterhaft los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend barok; fladderig; grillig; lichtjes; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; ongedurig; onvoorspelbaar; veranderlijk; vlinderachtig; wispelturig; wisselvallig
grazil dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger aanvallig; bevallig; chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; lichtgebouwd; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; tenger; verfijnd
grundlos los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend armzalig; bodemloos; gammel; karig; krakkemikkig; mager; onbillijk; ongefundeerd; ongegrond; ongemotiveerd; onrechtvaardig; onredelijk; pover; schamel; schraal; unfair; wankel; zonder basis; zonder grond; zonder reden; zwak
instabil los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; labiel; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
leichtgebaut dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger
rank dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; los; mager; onvast; rank; slank; tenger; wankel; wankelbaar; wankelend lichtgebouwd; tenger
schlank dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; los; mager; onvast; rank; slank; tenger; wankel; wankelbaar; wankelend lichtgebouwd; mager; rijzig; spichtig; sprieterig; tenger
schmächtig dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; los; mager; onvast; rank; slank; tenger; wankel; wankelbaar; wankelend armzalig; berooid; broodmager; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; ijl; karig; lang en dun; mager; piekerig; pover; schamel; schraal; schriel; spichtig; spinachtig; sprietig; uitgemergeld; uitgeteerd; van geringe dichtheid
schwankend los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; fluctuerend; geestelijk onstabiel; halfslachtig; heen en weer bewegend; labiel; onstandvastig; schommelend; schoorvoetend; twijfelmoedig; variërend; waggelend; wankelmoedig; weifelend; wisselend; wisselvallig
unbeständig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; buiig; geestelijk onstabiel; grillig; halfslachtig; inconsistent; labiel; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; ongedurig; onstabiel; onstandvastig; onvoorspelbaar; schoorvoetend; twijfelmoedig; variërend; veranderlijk; wankelmoedig; weifelend; wispelturig; wisselend; wisselvallig
unfest los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; labiel; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
ungewiß los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend niet duidelijk; niet helder; niet zeker; onduidelijk; ongewis; onhelder; onklaar; onvast; troebel; vaag; wollig
unsicher los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend niet zeker; ongewis; onstabiel; onvast; onveilig
unsolide los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; insolide; labiel; onsolide; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
unzuverlässig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend geestelijk onstabiel; halfslachtig; insolide; labiel; leugenachtig; onstandvastig; twijfelmoedig; wankelmoedig
veränderlich los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend grillig; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; onvoorspelbaar; variabele; veranderlijk; wispelturig; wisselvallig
wackelig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend fluctuerend; gammel; geestelijk onstabiel; halfslachtig; heen en weer bewegend; krakkemikkig; labiel; onstandvastig; schommelend; twijfelmoedig; waggelend; wankel; wankelmoedig; wiebelend; wiebelig; zwak
wandelbar los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend grillig; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; onvoorspelbaar; variabele; variërend; veranderlijk; wispelturig; wisselend; wisselvallig
wankelmütig los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; besluiteloos; halfslachtig; onstandvastig; schoorvoetend; twijfelmoedig; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
wechselhaft los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend buiig; inconsistent; variërend; veranderlijk; wisselend; wisselvallig
zart dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; iel; kies; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgebouwd; mals; met veel tact; pril; slap; subtiel; tactvol; teder; teer; tenger; vroeg; wankel; zwak
zerbrechlich dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armzalig; breekbaar; broos; fragiel; gammel; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; lichtgebouwd; mager; pover; schamel; schraal; slap; teer; tenger; wankel; zwak
zierlich dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; elegant; fraai; goed ogend; gracieus; knap; lieflijk; mooi; prettig; sierlijk; uitlokkend; uitnodigend; verlokkend; verzoekend; welgevallig
zierlich gebaut dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger

Verwante woorden van "rank":


Wiktionary: rank


Cross Translation:
FromToVia
rank Ranke tendril — a thin, spirally coiling stem
rank Ranke vrille — Pousse filiforme d’une plante grimpante