Abstieg: vertaling Duits

Overzicht

Duits naar Nederlands: Meer gegevens...

Duits

Uitgebreide vertaling voor Abstieg (Duits) in het Nederlands

der Abstieg
de daling; de afdaling; de landing
- daling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- afdaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- landing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Abstieg (Verwesung; Rückgang; Verfall; Schimmel; Verschlechterung; Fäule; Verderb; Verluderung)
het bederf; de verrotting
- bederf [het ~] zelfstandig naamwoord
- verrotting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
der Abstieg (Absteigen)
afdalen
- afdalen [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afdalen	Absteigen; Abstieg
afdaling	Abstieg
bederf	Abstieg; Fäule; Rückgang; Schimmel; Verderb; Verfall; Verluderung; Verschlechterung; Verwesung	Abfaulen; Auflösung; Verfall; Verwesung
daling	Abstieg	Abnahme; Fallen; Rückgang; Schrumpfung; Senkung; Sinken; Verminderung; Verringerung
landing	Abstieg	Fallen; Stürzen; während der Landung aufsetzen
verrotting	Abstieg; Fäule; Rückgang; Schimmel; Verderb; Verfall; Verluderung; Verschlechterung; Verwesung
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
afdalen		absteigen; herabsacken; herabsteigen; herunterrutschen; heruntersteigen; hinabgleiten; hinabsteigen; hinuntergleiten; hinunterkommen; hinuntersteigen; niedersteigen

Abstieg

noun

Sport: der Wechsel in eine niedrigere Liga oder Klasse
- Abstieg → degradatie
die Verringerung eines Niveaus, zum Beispiel des sozialen Status
- Abstieg → verval; achteruitgang
das Herunterklettern aus der Höhe in tiefere Bereiche
- Abstieg → afdaling