Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal zurückschicken

Vertaal zurückschicken van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zurückschicken:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zurückschicken (Duits) in het Nederlands

zurückschicken:

zurückschicken werkwoord (schicke zurück, schickst zurück, schickt zurück, schickte zurück, schicktet zurück, zurückgeschickt)

  1. zurückschicken (zurücksenden)
    terugsturen
    • terugsturen werkwoord (stuur terug, stuurt terug, stuurde terug, stuurden terug, teruggestuurd)
  2. zurückschicken (zurückdrehen; rückgängig machen; reduzieren; )
    terugdraaien; terugschroeven
    • terugdraaien werkwoord (draai terug, draait terug, draaide terug, draaiden terug, teruggedraaid)
    • terugschroeven werkwoord (schroef terug, schroeft terug, schroefte terug, schroeften terug, teruggeschroeft)
  3. zurückschicken (zurückbringen; zurückschaffen; zurücksenden; zurückerstatten; rückerstatten)
    terugbezorgen
    • terugbezorgen werkwoord (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)

Conjugations for zurückschicken:

Präsens
  1. schicke zurück
  2. schickst zurück
  3. schickt zurück
  4. schicken zurück
  5. schickt zurück
  6. schicken zurück
Imperfekt
  1. schickte zurück
  2. schicktest zurück
  3. schickte zurück
  4. schickten zurück
  5. schicktet zurück
  6. schickten zurück
Perfekt
  1. habe zurückgeschickt
  2. hast zurückgeschickt
  3. hat zurückgeschickt
  4. haben zurückgeschickt
  5. habt zurückgeschickt
  6. haben zurückgeschickt
1. Konjunktiv [1]
  1. schicke zurück
  2. schickest zurück
  3. schicke zurück
  4. schicken zurück
  5. schicket zurück
  6. schicken zurück
2. Konjunktiv
  1. schickte zurück
  2. schicktest zurück
  3. schickte zurück
  4. schickten zurück
  5. schicktet zurück
  6. schickten zurück
Futur 1
  1. werde zurückschicken
  2. wirst zurückschicken
  3. wird zurückschicken
  4. werden zurückschicken
  5. werdet zurückschicken
  6. werden zurückschicken
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zurückschicken
  2. würdest zurückschicken
  3. würde zurückschicken
  4. würden zurückschicken
  5. würdet zurückschicken
  6. würden zurückschicken
Diverses
  1. schick zurück!
  2. schickt zurück!
  3. schicken Sie zurück!
  5. zurückgeschickt
  6. zurückschickend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zurückschicken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
terugbezorgen rückerstatten; zurückbringen; zurückerstatten; zurückschaffen; zurückschicken; zurücksenden
terugdraaien einschränken; mäßigen; reduzieren; rückgängig machen; schmälern; verringern; zurückdrehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden Rollback ausführen; annullieren; aufheben; wider'rufen; zurücksetzen
terugschroeven einschränken; mäßigen; reduzieren; rückgängig machen; schmälern; verringern; zurückdrehen; zurückschicken; zurückschrauben; zurücksenden
terugsturen zurückschicken; zurücksenden

Synoniemen voor "zurückschicken":


Wiktionary: zurückschicken

zurückschicken
verb
  1. iets (of iemand) weer naar de plaats doen vertrekken waar het vandaan kwam

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0236 seconde
Page rendered in 1.0 seconds