Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal zujubeln

Vertaal zujubeln van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. zujubeln:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor zujubeln (Duits) in het Nederlands

zujubeln:

zujubeln werkwoord (jubele zu, jubelst zu, jubelt zu, jubelte zu, jubeltet zu, zugejubelt)

  1. zujubeln (bejubeln; zujauchzen; bejauchzen; )
    toejuichen; bejubelen
    • toejuichen werkwoord (juich toe, juicht toe, juichte toe, juichten toe, toegejuicht)
    • bejubelen werkwoord (bejubel, bejubelt, bejubelde, bejubelden, bejubeld)
  2. zujubeln (ermutigen; komplimentieren; bejauchzen; )
    aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)
    • toemoedigen werkwoord (moedig toe, moedigt toe, moedigde toe, moedigden toe, toegemoedigd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

Conjugations for zujubeln:

Präsens
  1. jubele zu
  2. jubelst zu
  3. jubelt zu
  4. jubelen zu
  5. jubelt zu
  6. jubelen zu
Imperfekt
  1. jubelte zu
  2. jubeltest zu
  3. jubelte zu
  4. jubelten zu
  5. jubeltet zu
  6. jubelten zu
Perfekt
  1. habe zugejubelt
  2. hast zugejubelt
  3. hat zugejubelt
  4. haben zugejubelt
  5. habt zugejubelt
  6. haben zugejubelt
1. Konjunktiv [1]
  1. jubele zu
  2. jubelest zu
  3. jubele zu
  4. jubelen zu
  5. jubelet zu
  6. jubelen zu
2. Konjunktiv
  1. jubelte zu
  2. jubeltest zu
  3. jubelte zu
  4. jubelten zu
  5. jubeltet zu
  6. jubelten zu
Futur 1
  1. werde zujubeln
  2. wirst zujubeln
  3. wird zujubeln
  4. werden zujubeln
  5. werdet zujubeln
  6. werden zujubeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zujubeln
  2. würdest zujubeln
  3. würde zujubeln
  4. würden zujubeln
  5. würdet zujubeln
  6. würden zujubeln
Diverses
  1. jubel zu!
  2. jubelt zu!
  3. jubelen Sie zu!
  5. zugejubelt
  6. zujubelend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zujubeln:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen
aanvuren Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen
stimuleren Anbauen; Anfeuern; Animieren; Anregen; Anreizen; Anspornen; Anstoßen; Antreiben; Ermutigen; Fördern; Kultivieren
toejuichen Anfeuern; Anreizen; Antreiben; Ermutigen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanmoedigen anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen aktivieren; anfeuern; anheizen; animieren; anregen; anspornen; beleben; ermuntern; ermutigen; hervorrufen; jemand motivieren; motivieren; neubeleben; stimulieren; unterstützen; wecken
aanvuren anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen anfeuern; anheizen; anspornen
bejubelen bejauchzen; bejubeln; feiern; jubeln; komplimentieren; zujauchzen; zujubeln
bemoedigen anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen aufheitern; aufmuntern; aufrichten; ermutigen; trösten; unterstützen
stimuleren anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen aktivieren; anfeuern; animieren; ankurbeln; anregen; anreizen; anspornen; aufmuntern; aufmöbeln; aufpolieren; aufreizen; aufwinden; beleben; erhitzen; ermuntern; ermutigen; erregen; fördern; hervorrufen; jemand motivieren; kitzeln; knuddeln; kosen; motivieren; neubeleben; prickeln; reizen; schmeicheln; stimulieren; verbessern; wecken; zusprechen
toejuichen bejauchzen; bejubeln; feiern; jubeln; komplimentieren; zujauchzen; zujubeln anfeuern; anheizen; anspornen
toemoedigen anblasen; anfachen; anschüren; aufmuntern; bejauchzen; ermuntern; ermutigen; feiern; jubeln; komplimentieren; schüren; zujauchzen; zujubeln; zusprechen

Synoniemen voor "zujubeln":


Wiktionary: zujubeln

zujubeln
verb
  1. met gejuich begroeten
Cross Translation:
FromToVia
• zujubeln → uitroepen ↔ acclaim — to shout
• zujubeln → bij acclamatie benoemen tot; toejuichen; zijn bijval betuigen; uitroepen tot ↔ acclamer — saluer par des acclamations.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0283 seconde
Page rendered in 1.0 seconds