Overzicht


Duits

Uitgebreide vertaling voor zufallen (Duits) in het Nederlands

zufallen:

zufallen werkwoord (falle zu, fällst, fällt zu, fiel zu, fielt zu, zugefallen)

  1. zufallen (zuteil werden; zukommen)
    ten deel vallen; toekomen; toevallen
    • ten deel vallen werkwoord (val ten deel, valt ten deel, viel ten deel, vielen ten deel, ten deel gevallen)
    • toekomen werkwoord (kom toe, komt toe, kwam toe, kwamen toe, toegekomen)
    • toevallen werkwoord (val toe, valt toe, viel toe, vielen toe, toegevallen)
  2. zufallen (schließen; zuschnappen)
    zich sluiten; dichtgaan; toevallen; dichtvallen
    • zich sluiten werkwoord
    • dichtgaan werkwoord (ga dicht, gaat dicht, ging dicht, gingen dicht, dichtgegaan)
    • toevallen werkwoord (val toe, valt toe, viel toe, vielen toe, toegevallen)
    • dichtvallen werkwoord (valt dicht, viel dicht, dichtgevallen)

Conjugations for zufallen:

Präsens
  1. falle zu
  2. fällst
  3. fällt zu
  4. fallen zu
  5. fallt zu
  6. fallen zu
Imperfekt
  1. fiel zu
  2. fielst zu
  3. fiel zu
  4. fielen zu
  5. fielt zu
  6. fielen zu
Perfekt
  1. habe zugefallen
  2. hast zugefallen
  3. hat zugefallen
  4. haben zugefallen
  5. habt zugefallen
  6. haben zugefallen
1. Konjunktiv [1]
  1. falle zu
  2. fallest zu
  3. falle zu
  4. fallen zu
  5. fallet zu
  6. fallen zu
2. Konjunktiv
  1. fielte zu
  2. fieltest zu
  3. fielte zu
  4. fielten zu
  5. fieltet zu
  6. fielten zu
Futur 1
  1. werde zufallen
  2. wirst zufallen
  3. wird zufallen
  4. werden zufallen
  5. werdet zufallen
  6. werden zufallen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zufallen
  2. würdest zufallen
  3. würde zufallen
  4. würden zufallen
  5. würdet zufallen
  6. würden zufallen
Diverses
  1. fall zu!
  2. fallt zu!
  3. fallen Sie zu!
  4. zugefallen
  5. zufallend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor zufallen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtgaan schließen; zufallen; zuschnappen
dichtvallen schließen; zufallen; zuschnappen
ten deel vallen zufallen; zukommen; zuteil werden
toekomen zufallen; zukommen; zuteil werden erhalten
toevallen schließen; zufallen; zukommen; zuschnappen; zuteil werden
zich sluiten schließen; zufallen; zuschnappen

Synoniemen voor "zufallen":

  • anheimfallen; in den Schoß fallen; zufließen; zukommen; zuteilwerden

Computer vertaling door derden: