Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- zerschmettern:
-
Wiktionary:
- zerschmettern → breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken, intrappen, verbrijzelen, vermorzelen, verpletteren
Duits
Uitgebreide vertaling voor zerschmettern (Duits) in het Nederlands
zerschmettern:
zerschmettern werkwoord (zerschmettere, zerschmetterst, zerschmettert, zerschmetterte, zerschmettertet, zerschmettert)
-
zerschmettern (zerschlagen; zertrümmern)
-
zerschmettern (kaputtschlagen; zertrümmern; einschlagen; zerschlagen; zerschmeissen)
Conjugations for zerschmettern:
Präsens
- zerschmettere
- zerschmetterst
- zerschmettert
- zerschmetteren
- zerschmettert
- zerschmetteren
Imperfekt
- zerschmetterte
- zerschmettertest
- zerschmetterte
- zerschmetterten
- zerschmettertet
- zerschmetterten
Perfekt
- habe zerschmettert
- hast zerschmettert
- hat zerschmettert
- haben zerschmettert
- habt zerschmettert
- haben zerschmettert
1. Konjunktiv [1]
- zerschmettere
- zerschmetterest
- zerschmettere
- zerschmetteren
- zerschmetteret
- zerschmetteren
2. Konjunktiv
- zerschmetterte
- zerschmettertest
- zerschmetterte
- zerschmetterten
- zerschmettertet
- zerschmetterten
Futur 1
- werde zerschmettern
- wirst zerschmettern
- wird zerschmettern
- werden zerschmettern
- werdet zerschmettern
- werden zerschmettern
1. Konjunktiv [2]
- würde zerschmettern
- würdest zerschmettern
- würde zerschmettern
- würden zerschmettern
- würdet zerschmettern
- würden zerschmettern
Diverses
- zerschmetter!
- zerschmettert!
- zerschmetteren Sie!
- zerschmettert
- zerschmetterend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor zerschmettern:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| kapotgooien | einschlagen; kaputtschlagen; zerschlagen; zerschmeissen; zerschmettern; zertrümmern | |
| smashen | zerschlagen; zerschmettern; zertrümmern | |
| stukgooien | einschlagen; kaputtschlagen; zerschlagen; zerschmeissen; zerschmettern; zertrümmern |
Synoniemen voor "zerschmettern":
Wiktionary: zerschmettern
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • zerschmettern | → breken; afbreken; doorbreken; schenden; stukbreken; verbreken; intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
| • zerschmettern | → intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren | ↔ fracasser — briser en éclats, avec violence. |