Uitgebreide vertaling voor zügern (Duits) in het Nederlands
zügern:
-
hannesen;
zeiken;
teuten;
dralen;
treuzelen;
talmen;
drentelen;
aarzelen;
zaniken;
druilen;
zeuren
-
-
zeiken
werkwoord
(zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
-
teuten
werkwoord
(teut, teutte, teutten, geteut)
-
dralen
werkwoord
(draal, draalt, draalde, draalden, gedraald)
-
treuzelen
werkwoord
(treuzel, treuzelt, treuzelde, treuzelden, getreuzeld)
-
talmen
werkwoord
(talm, talmt, talmde, talmden, getalmd)
-
drentelen
werkwoord
(drentel, drentelt, drentelde, drentelden, gedrenteld)
-
aarzelen
werkwoord
(aarzel, aarzelt, aarzelde, aarzelden, geaarzeld)
-
zaniken
werkwoord
(zanik, zanikt, zanikte, zanikten, gezanik)
-
druilen
werkwoord
(druil, druilt, druilde, druilden, gedruild)
-
zeuren
werkwoord
(zeur, zeurt, zeurde, zeurden, gezeurd)
Vertaal Matrix voor zügern:
Computer vertaling door derden: