Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal wiedergeben

Vertaal wiedergeben van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. wiedergeben:

Duits

Uitgebreide vertaling voor wiedergeben (Duits) in het Nederlands

wiedergeben:

wiedergeben werkwoord (gebe wieder, gibst wieder, gibt wieder, gab wieder, gabt wieder, wiedergegeben)

  1. wiedergeben (beschreiben; erklären)
    beschrijven; weergeven
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
    • weergeven werkwoord (geef weer, geeft weer, gaf weer, gaven weer, weergegeven)
  2. wiedergeben (berichten; melden; mitteilen; )
    melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen
    • melden werkwoord (meld, meldt, meldde, meldden, gemeld)
    • berichten werkwoord (bericht, berichtte, berichtten, bericht)
    • meedelen werkwoord (deel mee, deelt mee, deelde mee, deelden mee, meegedeeld)
    • rapporteren werkwoord (rapporteer, rapporteert, rapporteerde, rapporteerden, gerapporteerd)
    • informeren werkwoord (informeer, informeert, informeerde, informeerden, geïnformeerd)
    • verslag uitbrengen werkwoord (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
  3. wiedergeben (darstellen; ausdrücken)
    verpersonificeren; uitbeelden; verbeelden; vertolken
    • verpersonificeren werkwoord
    • uitbeelden werkwoord (beeld uit, beeldt uit, beeldde uit, beeldden uit, uitgebeeld)
    • verbeelden werkwoord (verbeeld, verbeeldt, verbeeldde, verbeeldden, verbeeld)
    • vertolken werkwoord (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
  4. wiedergeben (nacherzählen)
    navertellen
    • navertellen werkwoord (vertel na, vertelt na, vertelde na, vertelden na, naverteld)
  5. wiedergeben (zurückzahlen; rückerstatten; zurückgeben; erstatten; zurückerstatten)
    restitueren
    • restitueren werkwoord (restitueer, restitueert, restitueerde, restitueerden, gerestitueerd)
  6. wiedergeben
    afspelen
    • afspelen werkwoord (speel af, speelt af, speelde af, speelden af, afgespeeld)

Conjugations for wiedergeben:

Präsens
  1. gebe wieder
  2. gibst wieder
  3. gibt wieder
  4. geben wieder
  5. gebt wieder
  6. geben wieder
Imperfekt
  1. gab wieder
  2. gabst wieder
  3. gab wieder
  4. gaben wieder
  5. gabt wieder
  6. gaben wieder
Perfekt
  1. habe wiedergegeben
  2. hast wiedergegeben
  3. hat wiedergegeben
  4. haben wiedergegeben
  5. habt wiedergegeben
  6. haben wiedergegeben
1. Konjunktiv [1]
  1. gebe wieder
  2. gebest wieder
  3. gebe wieder
  4. geben wieder
  5. gebet wieder
  6. geben wieder
2. Konjunktiv
  1. gäbe wieder
  2. gäbest wieder
  3. gäbe wieder
  4. gäben wieder
  5. gäbet wieder
  6. gäben wieder
Futur 1
  1. werde wiedergeben
  2. wirst wiedergeben
  3. wird wiedergeben
  4. werden wiedergeben
  5. werdet wiedergeben
  6. werden wiedergeben
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wiedergeben
  2. würdest wiedergeben
  3. würde wiedergeben
  4. würden wiedergeben
  5. würdet wiedergeben
  6. würden wiedergeben
Diverses
  1. gib wieder!
  2. gebt wieder!
  3. geben Sie wieder!
  5. wiedergegeben
  6. wiedergebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor wiedergeben:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berichten Messaging; SMS/MMS
informeren Anfragen; Ankündigen; Ansagen; Auskunft; Benachrichtigung; Beratung; Information
melden Ankündigen; Annoncieren; Ansagen; Bekannntmachen
restitueren Rückerstatten; Vergüten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afspelen wiedergeben Wiedergabe; abspielen
berichten berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben anzeigen; bekanntgeben; benachrichtigen; informieren; melden; mitteilen
beschrijven beschreiben; erklären; wiedergeben abbilden; benachrichtigen; beschreiben; darstellen; entwerfen; erzählen; mitteilen; schildern; skizzieren; umschreiben
informeren berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben aufklären; aufmerksam machen; benachrichtigen; deklamieren; fragen; hinweisen; informieren; mitteilen; nachfragen; sich nach erkundigen; verkünden; von etwas in Kenntnis setzen; warnen
meedelen berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben
melden berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben
navertellen nacherzählen; wiedergeben
rapporteren berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben
restitueren erstatten; rückerstatten; wiedergeben; zurückerstatten; zurückgeben; zurückzahlen
uitbeelden ausdrücken; darstellen; wiedergeben
verbeelden ausdrücken; darstellen; wiedergeben
verpersonificeren ausdrücken; darstellen; wiedergeben
verslag uitbrengen berichten; erläutern; melden; meldungmachen; mitteilen; sagen; wiedergeben
vertolken ausdrücken; darstellen; wiedergeben ausdrücken; in Worte fassen; interpretieren; mitteilen; sich aus drücken; uebersetzen; äußern; übersetzen
weergeven beschreiben; erklären; wiedergeben anzeigen; rendern

Synoniemen voor "wiedergeben":








Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0287 seconde
Page rendered in 1.0 seconds