Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- wenden:
-
Wiktionary:
- wenden → overstag
- wenden → overstag gaan, draaien, zich keren tegen, keren, omdraaien, ronddraaien, wenden, wentelen, zwenken, retourneren, terugbezorgen, terugsturen, terugwijzen, heruitzenden, mengen, mixen, temperen, vermengen, verwarren, wassen, omkeren, aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen
Duits
Uitgebreide vertaling voor wenden (Duits) in het Nederlands
wenden:
-
wenden (umdrehen; schwenken; sich drehen; kehren; umkehren; herumdrehen)
-
wenden (drehen; schwenken; umdrehen; herumdrehen)
-
wenden (umdrehen; kehren; drehen; herumdrehen; schwenken; kreiseln; eindrehen)
-
wenden (über Stag gehen; reihen; drehen; lenken; kehren; schnüren; seineMeinungändern)
overstag gaan-
overstag gaan werkwoord (ga overstag, gaat overstag, ging overstag, gingen overstag, overstag gegaan)
-
Conjugations for wenden:
Präsens
- wende
- wendest
- wendet
- wenden
- wendet
- wenden
Imperfekt
- wendete
- wendetest
- wendete
- wendeten
- wendetet
- wendeten
Perfekt
- habe gewendet
- hast gewendet
- hat gewendet
- haben gewendet
- habt gewendet
- haben gewendet
1. Konjunktiv [1]
- wende
- wendest
- wende
- wenden
- wendet
- wenden
2. Konjunktiv
- wendete
- wendetest
- wendete
- wendeten
- wendetet
- wendeten
Futur 1
- werde wenden
- wirst wenden
- wird wenden
- werden wenden
- werdet wenden
- werden wenden
1. Konjunktiv [2]
- würde wenden
- würdest wenden
- würde wenden
- würden wenden
- würdet wenden
- würden wenden
Diverses
- wend!
- wendet!
- wenden Sie!
- gewendet
- wendend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wenden:
Synoniemen voor "wenden":
Wiktionary: wenden
wenden
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wenden | → overstag gaan | ↔ tack — nautical: to turn the bow through the wind |
• wenden | → draaien | ↔ turn — change the direction or orientation of (something) |
• wenden | → zich keren tegen | ↔ turn — rebel |
• wenden | → draaien; keren; omdraaien; ronddraaien; wenden; wentelen; zwenken; retourneren; terugbezorgen; terugsturen; terugwijzen; heruitzenden; mengen; mixen; temperen; vermengen; verwarren; wassen; omkeren | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |
• wenden | → aandoen; aandraaien; aansteken; schakelen; inschakelen | ↔ tourner — Traductions à trier suivant le sens |