Duits
Uitgebreide vertaling voor wegschieben (Duits) in het Nederlands
wegschieben:
-
wegschieben (wegdrängen)
-
wegschieben (zur Seite schieben; abschieben)
terzijde schuiven-
terzijde schuiven werkwoord (schuif terzijde, schuift terzijde, schoof terzijde, schoven terzijde, terzijde geschoven)
-
-
wegschieben
van zich afzetten-
van zich afzetten werkwoord (zet mij van zich af, zet je van zich af, zette mij van zich af, zetten ons van zich af, zich van zich afgezet)
-
Conjugations for wegschieben:
Präsens
- schiebe weg
- schiebst weg
- schiebt weg
- schieben weg
- schiebt weg
- schieben weg
Imperfekt
- schob weg
- schobst weg
- schob weg
- schoben weg
- schobt weg
- schoben weg
Perfekt
- habe weggeschoben
- hast weggeschoben
- hat weggeschoben
- haben weggeschoben
- habt weggeschoben
- haben weggeschoben
1. Konjunktiv [1]
- schiebe weg
- schiebest weg
- schiebe weg
- schieben weg
- schiebet weg
- schieben weg
2. Konjunktiv
- schiebe weg
- schiebest weg
- schiebe weg
- schieben weg
- schiebet weg
- schieben weg
Futur 1
- werde wegschieben
- wirst wegschieben
- wird wegschieben
- werden wegschieben
- werdet wegschieben
- werden wegschieben
1. Konjunktiv [2]
- würde wegschieben
- würdest wegschieben
- würde wegschieben
- würden wegschieben
- würdet wegschieben
- würden wegschieben
Diverses
- schieb weg!
- schiebt weg!
- schieben Sie weg!
- weggeschoben
- wegschiebend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wegschieben:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
wegschuiven | Abschieben; Wegschieben | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
terzijde schuiven | abschieben; wegschieben; zur Seite schieben | |
van zich afzetten | wegschieben | |
wegdringen | wegdrängen; wegschieben | |
wegdrukken | wegdrängen; wegschieben | |
wegduwen | wegdrängen; wegschieben | |
wegschuiven | wegdrängen; wegschieben |