Overzicht
Duits
Uitgebreide vertaling voor wach (Duits) in het Nederlands
wach:
-
wach (aufgeweckt; wacker; lebhaft; munter; lebendig; quick)
alert; wakker; oplettend; uitgeslapen-
alert bijvoeglijk naamwoord
-
wakker bijvoeglijk naamwoord
-
oplettend bijvoeglijk naamwoord
-
uitgeslapen bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor wach:
Synoniemen voor "wach":
Wiktionary: wach
wach
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wach | → ontwaakt; wakker | ↔ awake — conscious |
• wach | → wakker; alert | ↔ conscious — alert, awake |
• wach | → druk; levendig; kras; kwiek; opgewekt; rap; tierig; vief; wakker; actief; bedrijvend; werkdadig; werkend; werkzaam; bedrijvig | ↔ actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir. |
• wach | → druk; levendig; kras; kwiek; opgewekt; rap; tierig; vief; wakker | ↔ vigilant — Qui veille avec attention. |