Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- wählen:
-
Wiktionary:
- wählen → kiezen, stemmen, verkiezen
- wählen → verkiezen, kiezen, uitkiezen, stemmen, aannemen, accepteren, ontvangen, als zoon aannemen, uitlezen, uitpikken, uitzoeken, adopteren, zich eigen maken, aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen, laten zien, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen, uitwijzen, aanwijzen, uitduiden, balloteren
Duits
Uitgebreide vertaling voor wählen (Duits) in het Nederlands
wählen:
-
wählen (stimmen; abstimmen)
-
wählen (vorziehen; bevorzugen)
-
wählen
Conjugations for wählen:
Präsens
- wähle
- wählst
- wählt
- wählen
- wählt
- wählen
Imperfekt
- wählte
- wähltest
- wählte
- wählten
- wähltet
- wählten
Perfekt
- habe gewählt
- hast gewählt
- hat gewählt
- haben gewählt
- habt gewählt
- haben gewählt
1. Konjunktiv [1]
- wähle
- wählest
- wähle
- wählen
- wählet
- wählen
2. Konjunktiv
- wählte
- wähltest
- wählte
- wählten
- wähltet
- wählten
Futur 1
- werde wählen
- wirst wählen
- wird wählen
- werden wählen
- werdet wählen
- werden wählen
1. Konjunktiv [2]
- würde wählen
- würdest wählen
- würde wählen
- würden wählen
- würdet wählen
- würden wählen
Diverses
- wähl!
- wählt!
- wählen Sie!
- gewählt
- wählend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor wählen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kiezen | Stimmen; Wählen | |
stemmen | Stimmen; Wählen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kiezen | abstimmen; stimmen; wählen | auslesen; auswählen; herauspicken; heraussuchen; selektieren; sichten; sieben; sortieren |
prefereren | bevorzugen; vorziehen; wählen | |
stemmen | abstimmen; stimmen; wählen | |
verkiezen | bevorzugen; vorziehen; wählen | auslesen; auswählen; selektieren |
zijn stem uitbrengen | abstimmen; stimmen; wählen |
Synoniemen voor "wählen":
Wiktionary: wählen
wählen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wählen | → verkiezen; kiezen | ↔ choose — to elect |
• wählen | → uitkiezen; kiezen | ↔ choose — to pick |
• wählen | → stemmen | ↔ vote — assert a formalised choice |
• wählen | → aannemen; accepteren; ontvangen; als zoon aannemen; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken; adopteren; zich eigen maken | ↔ adopter — choisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi. |
• wählen | → kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ choisir — Action de faire un choix ; prendre une personne ou une chose de préférence à une autre ou à plusieurs autres. |
• wählen | → aanduiden; aangeven; een teken geven; merken; kenmerken; tekenen; laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanwijzen; uitduiden; kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ désigner — Traduction à trier |
• wählen | → kiezen; uitkiezen; uitlezen; uitpikken; verkiezen; uitzoeken | ↔ opter — Choisir entre deux ou plusieurs choses qu’on ne peut avoir ensemble, entre deux ou plusieurs partis pour l’un desquels il faut se déterminer. |
• wählen | → kiezen; verkiezen | ↔ voter — Exprimer son choix, sa préférence lors d’une votation. |
• wählen | → balloteren; kiezen; stemmen | ↔ élire — Choisir entre plusieurs personnes ou plusieurs choses. (Sens général). |