Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- vorgerückt:
- vorrücken:
-
Wiktionary:
- vorrücken → benaderen, optrekken, opschieten, veld winnen, vlotten, vooruitgaan, vorderen, voorgaan, voorlopen, avanceren, in rang opklimmen, overgaan, oprukken, promotie maken, voorafgaan, voor zijn, voorwaarts gaan
Duits
Uitgebreide vertaling voor vorgerückt (Duits) in het Nederlands
vorgerückt:
-
vorgerückt (vorgeschritten)
gevorderd; vergevorderd; geavanceerd-
gevorderd bijvoeglijk naamwoord
-
vergevorderd bijvoeglijk naamwoord
-
geavanceerd bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vorgerückt:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
geavanceerd | vorgerückt; vorgeschritten | fortgeschritten; fortschrittlich; progressiv |
gevorderd | vorgerückt; vorgeschritten | |
vergevorderd | vorgerückt; vorgeschritten |
vorrücken:
-
vorrücken (jemandem etwas nachtragen; verweisen; blamieren; zurechtweisen; vorhalten; schelten; nachtragen; vorwerfen; rügen; tadeln; verleumden; entgegenhalten; nachtragend sein)
beschuldigen; iemand iets verwijten; blameren; kwalijk nemen; nadragen; voor de voeten gooien; iemand iets aanrekenen; laken; aanwrijven-
iemand iets verwijten werkwoord
-
kwalijk nemen werkwoord
-
voor de voeten gooien werkwoord
-
iemand iets aanrekenen werkwoord
-
aanwrijven werkwoord
-
vorrücken (vorwerfen; schätzen; verweisen; rügen; blamieren; entgegenhalten; nachtragen; vorhalten; tadeln; entnehmen; ermahnen; hinhalten; bestrafen; fortführen; schelten; verteufeln; verleumden; fortschaffen; wegschaffen; zurechtweisen; verketzern; hinterhertragen)
beschuldigen; verwijten; aanrekenen; voorhouden; blameren; voor de voeten gooien; berispen; aanwrijven; laken; nadragen; gispen-
voor de voeten gooien werkwoord
-
aanwrijven werkwoord
Conjugations for vorrücken:
Präsens
- rücke vor
- rückst vor
- rückt vor
- rücken vor
- rückt vor
- rücken vor
Imperfekt
- rückte vor
- rücktest vor
- rückte vor
- rückten vor
- rücktet vor
- rückten vor
Perfekt
- habe vorgerückt
- hast vorgerückt
- hat vorgerückt
- haben vorgerückt
- habt vorgerückt
- haben vorgerückt
1. Konjunktiv [1]
- rücke vor
- rückest vor
- rücke vor
- rücken vor
- rücket vor
- rücken vor
2. Konjunktiv
- rückte vor
- rücktest vor
- rückte vor
- rückten vor
- rücktet vor
- rückten vor
Futur 1
- werde vorrücken
- wirst vorrücken
- wird vorrücken
- werden vorrücken
- werdet vorrücken
- werden vorrücken
1. Konjunktiv [2]
- würde vorrücken
- würdest vorrücken
- würde vorrücken
- würden vorrücken
- würdet vorrücken
- würden vorrücken
Diverses
- rück vor!
- rückt vor!
- rücken Sie vor!
- vorgerückt
- vorrückend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor vorrücken:
Synoniemen voor "vorrücken":
Wiktionary: vorrücken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vorrücken | → benaderen; optrekken | ↔ advance — to move forwards, to approach |
• vorrücken | → opschieten; veld winnen; vlotten; vooruitgaan; vorderen; voorgaan; voorlopen; avanceren; in rang opklimmen; overgaan; oprukken; promotie maken; voorafgaan; voor zijn; voorwaarts gaan | ↔ avancer — pousser en avant, porter en avant. |