Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. vorbei:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor vorbei (Duits) in het Nederlands

vorbei:

vorbei bijvoeglijk naamwoord

  1. vorbei (über; vorüber)
    over
    • over bijvoeglijk naamwoord
  2. vorbei (überholt)
    passé

Vertaal Matrix voor vorbei:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
passé vorbei; überholt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
over vorbei; vorüber; über aus; beendet; bereit; darüber; einsatzbereit; erledigt; fertig; geschafft; klar; parat; vollendet; über

Synoniemen voor "vorbei":


Wiktionary: vorbei


Cross Translation:
FromToVia
vorbei voorbij over — ended
vorbei voorbij; verder past — beyond in place

Verwante vertalingen van vorbei