Duits
Uitgebreide vertaling voor visieren (Duits) in het Nederlands
visieren:
-
visieren (ausrichten; richten; zielen)
-
visieren (loten; sondieren)
-
visieren (loten; sondieren)
diepte loden-
diepte loden werkwoord
-
Conjugations for visieren:
Präsens
- visiere
- visierst
- visiert
- visieren
- visiert
- visieren
Imperfekt
- visierte
- visiertest
- visierte
- visierten
- visiertet
- visierten
Perfekt
- habe visiert
- hast visiert
- hat visiert
- haben visiert
- habt visiert
- haben visiert
1. Konjunktiv [1]
- visiere
- visierest
- visiere
- visieren
- visieret
- visieren
2. Konjunktiv
- visierte
- visiertest
- visierte
- visierten
- visiertet
- visierten
Futur 1
- werde visieren
- wirst visieren
- wird visieren
- werden visieren
- werdet visieren
- werden visieren
1. Konjunktiv [2]
- würde visieren
- würdest visieren
- würde visieren
- würden visieren
- würdet visieren
- würden visieren
Diverses
- visier!
- visiert!
- visieren Sie!
- visiert
- visierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor visieren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
diepte loden | loten; sondieren; visieren | |
in een bep. richting plaatsen | ausrichten; richten; visieren; zielen | |
loden | loten; sondieren; visieren | |
mikken | ausrichten; richten; visieren; zielen | anstreben; bestreben; erstreben; trachten |
richten | ausrichten; richten; visieren; zielen | ausbalancieren; auswuchten; gleichrichten |
van loodglazuur voorzien | loten; sondieren; visieren | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
loden | bleischwer |