Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal verwundet

Vertaal verwundet van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. verwundet:
  2. verwunden:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verwundet (Duits) in het Nederlands

verwundet:

verwundet bijvoeglijk naamwoord

  1. verwundet (angeschlagen; havariert; beschädigt; ramponiert)
    gewond; aangeslagen; gehavend
  2. verwundet (verletzt; getroffen; angeschossen)
    gewond; gekwetst
  3. verwundet (getroffen; angeschossen; verletzt)
    getroffen; aangeschoten

Vertaal Matrix voor verwundet:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aangeschoten angeschossen; getroffen; verletzt; verwundet angeheitert; angesäuselt; benebelt; berauscht; besoffen; besäuselt; betrunken; blau; duselig; schwer betrunken; stock besoffen; stock betrunken; voll; völlig betrunken
aangeslagen angeschlagen; beschädigt; havariert; ramponiert; verwundet betroffen; bewegt; ergriffen; gerührt
gehavend angeschlagen; beschädigt; havariert; ramponiert; verwundet angeschlagen; beschädigt; geschunden; havariert; ramponiert; schadhaft
gekwetst angeschossen; getroffen; verletzt; verwundet aufgebracht; aufgeregt; beleidigt; bitterböse; böse; empört; erbost; ergrimmt; erzürnt; gekränkt; haßerfüllt; verletzt; verstimmt; verärgert; ärgerlich
getroffen angeschossen; getroffen; verletzt; verwundet baff; bestürzt; betreten; betroffen; bewegt; eingeschüchtert; entsetzt; ergriffen; erschreckt; erschüttert; erstaunt; fassungslos; gerührt; perplex; verblüfft; verdutzt; ängstlich
gewond angeschlagen; angeschossen; beschädigt; getroffen; havariert; ramponiert; verletzt; verwundet

Synoniemen voor "verwundet":


verwunden:

verwunden werkwoord (verwunde, verwundest, verwundet, verwundete, verwundetet, verwundet)

  1. verwunden (verletzen; kränken; düpieren)
    kwetsen; blesseren; verwonden; bezeren; schaden
    • kwetsen werkwoord (kwets, kwetst, kwetste, kwetsten, gekwetst)
    • blesseren werkwoord (blesseer, blesseert, blesseerde, blesseerden, gebleseerd)
    • verwonden werkwoord (verwond, verwondt, verwondde, verwondden, verwond)
    • bezeren werkwoord (bezeer, bezeert, bezeerde, bezeerden, bezeerd)
    • schaden werkwoord (schaad, schaadt, schaadde, schaadden, geschaad)
  2. verwunden (kränken; quetschen; düpieren; )
    kwetsen; krenken
    • kwetsen werkwoord (kwets, kwetst, kwetste, kwetsten, gekwetst)
    • krenken werkwoord (krenk, krenkt, krenkte, krenkten, gekrenkt)

Conjugations for verwunden:

Präsens
  1. verwunde
  2. verwundest
  3. verwundet
  4. verwunden
  5. verwundet
  6. verwunden
Imperfekt
  1. verwundete
  2. verwundetest
  3. verwundete
  4. verwundeten
  5. verwundetet
  6. verwundeten
Perfekt
  1. habe verwundet
  2. hast verwundet
  3. hat verwundet
  4. haben verwundet
  5. habt verwundet
  6. haben verwundet
1. Konjunktiv [1]
  1. verwunde
  2. verwundest
  3. verwunde
  4. verwunden
  5. verwundet
  6. verwunden
2. Konjunktiv
  1. verwundete
  2. verwundetest
  3. verwundete
  4. verwundeten
  5. verwundetet
  6. verwundeten
Futur 1
  1. werde verwunden
  2. wirst verwunden
  3. wird verwunden
  4. werden verwunden
  5. werdet verwunden
  6. werden verwunden
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verwunden
  2. würdest verwunden
  3. würde verwunden
  4. würden verwunden
  5. würdet verwunden
  6. würden verwunden
Diverses
  1. verwund!
  2. verwundet!
  3. verwunden Sie!
  5. verwundet
  6. verwundend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verwunden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kwetsen Beschädigen; Verletzen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezeren düpieren; kränken; verletzen; verwunden
blesseren düpieren; kränken; verletzen; verwunden
krenken düpieren; kränken; quetschen; schaden; schädigen; sichverwunden; verletzen; verwunden beleidigen; düpieren; kränken
kwetsen düpieren; kränken; quetschen; schaden; schädigen; sichverwunden; verletzen; verwunden beleidigen; düpieren; kränken
schaden düpieren; kränken; verletzen; verwunden anschlagen; beeinträchtigen; behindern; benachteiligen; beschädigen; düpieren; jemandem schaden; kränken; schaden; schwächen; schädigen; verletzen
verwonden düpieren; kränken; verletzen; verwunden jemandem Schmerzen zufügen; verletzen

Synoniemen voor "verwunden":

  • Schmerzen zufügen; verletzen; weh tun; wehtun

Wiktionary: verwunden

verwunden
verb
  1. lichamelijk letsel veroorzaken
Cross Translation:
FromToVia
• verwunden → verwonden; kwetsen ↔ wound — hurt or injure
• verwunden → kwetsen; wonden; verwonden ↔ blesser — frapper d’un coup qui fait une contusion, une plaie, une fracture.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0476 seconde
Page rendered in 1.0 seconds