Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- verschmelzen:
-
Wiktionary:
- verschmelzen → samensmelten, versmelten, samenvoegen, verbinden, samengaan, fusioneren, samenvloeien, samenkomen
Duits
Uitgebreide vertaling voor verschmelzen (Duits) in het Nederlands
verschmelzen:
verschmelzen werkwoord (verschmelze, verschmelzst, verschmelzt, verschmolzt, verschmolzet, verschmolzen)
-
verschmelzen (zusammenschmelzen; zusammenfügen; zerschmelzen; zusammenlegen; kompilieren)
Conjugations for verschmelzen:
Präsens
- verschmelze
- verschmelzst
- verschmelzt
- verschmelzen
- verschmelzt
- verschmelzen
Imperfekt
- verschmolz
- verschmolzest
- verschmolzt
- verschmolzen
- verschmolzet
- verschmolzen
Perfekt
- bin verschmolzen
- bist verschmolzen
- ist verschmolzen
- sind verschmolzen
- seid verschmolzen
- sind verschmolzen
1. Konjunktiv [1]
- verschmelze
- verschmelzest
- verschmelze
- verschmelzen
- verschmelzet
- verschmelzen
2. Konjunktiv
- verschmilze
- verschmilzest
- verschmilzet
- verschmilzen
- verschmilzet
- verschmilzen
Futur 1
- werde verschmelzen
- wirst verschmelzen
- wird verschmelzen
- werden verschmelzen
- werdet verschmelzen
- werden verschmelzen
1. Konjunktiv [2]
- würde verschmelzen
- würdest verschmelzen
- würde verschmelzen
- würden verschmelzen
- würdet verschmelzen
- würden verschmelzen
Diverses
- verschmilz!
- verschmelzt!
- verschmelzen Sie!
- verschmolzen
- verschmelzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verschmelzen:
Synoniemen voor "verschmelzen":
Wiktionary: verschmelzen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verschmelzen | → samensmelten; versmelten | ↔ coalesce — to join into a single mass |
• verschmelzen | → samenvoegen; verbinden | ↔ conflate — fuse into a single entity |
• verschmelzen | → samengaan; fusioneren; samenvloeien; samenkomen | ↔ merge — Be combined into a whole |