Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal verschlissen

Vertaal verschlissen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. verschlissen:
  2. verschleißen:
  3. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verschlissen (Duits) in het Nederlands

verschlissen:

verschlissen bijvoeglijk naamwoord

  1. verschlissen (veraltet; abgenutzt; abgelebt)
    versleten; vervallen; afgeleefd; oud; afgedragen; afgetrapt
  2. verschlissen (fahl; verschossen; schal; )
    verschoten; bleek; flets; flauw

Vertaal Matrix voor verschlissen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vervallen Verfallen; Verstreichen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vervallen ablaufen; abrutschen; baufällig werden; einbrechen; einsacken; einsinken; einstürzen; fallen; geringer werden; glitschen; leicht abfallend; schlechter werden; schrumpfen; verfallen; vergehen; verkommen; vermindern; verringern; versinken; verstreichen; vorbei gehen; weniger werden; zerfallen; zurückgehen; zusammenfallen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgeleefd abgelebt; abgenutzt; veraltet; verschlissen
bleek ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk abgespannt; blaß; bleich; fahl; farblos; glanzlos; matt; ungefärbt; verwaschen; weiß; welk
flauw ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk albern; diesig; dunkel; dunstig; fade; fahl; finster; flau; geschmacklos; lustlos; mehlig; neblig; ohne Geschmack; ohne Salz; salzlos; schal; schattenhaft; schlapp; schwach; trüb; trübe; unbestimmt; vage; verschwommen
flets ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk beschlagen; blaß; bleich; blind; dumpfig; fahl; farblos; flau; glanzlos; grau; hohl; matt; nicht hell; schlaff; schlapp; schwach; stumpf; verwaschen; welk
oud abgelebt; abgenutzt; veraltet; verschlissen alt; altertümlich; antik; schal
verschoten ausgebleicht; fahl; falb; farblos; glanzlos; matt; schal; verschlissen; verschossen; welk
versleten abgelebt; abgenutzt; veraltet; verschlissen
vervallen abgelebt; abgenutzt; veraltet; verschlissen beendet; fällig; um; verstrichen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgedragen abgelebt; abgenutzt; veraltet; verschlissen
afgetrapt abgelebt; abgenutzt; veraltet; verschlissen

verschlissen vorm van verschleißen:

verschleißen werkwoord (verschleiße, verschleißt, verschliß, verschlißt, verschlissen)

  1. verschleißen
    slijten; iets verkopen
  2. verschleißen (abnutzen)
    wegslijten

Conjugations for verschleißen:

Präsens
  1. verschleiße
  2. verschleißt
  3. verschleißt
  4. verschleißen
  5. verschleißt
  6. verschleißen
Imperfekt
  1. verschliß
  2. verschlißt
  3. verschliß
  4. verschlissen
  5. verschlißt
  6. verschlissen
Perfekt
  1. bin verschlissen
  2. bist verschlissen
  3. ist verschlissen
  4. sind verschlissen
  5. seid verschlissen
  6. sind verschlissen
1. Konjunktiv [1]
  1. verschleiße
  2. verschleißest
  3. verschleiße
  4. verschleißen
  5. verschleißet
  6. verschleißen
2. Konjunktiv
  1. verschleiße
  2. verschleißest
  3. verschleiße
  4. verschleißen
  5. verschleißet
  6. verschleißen
Futur 1
  1. werde verschleißen
  2. wirst verschleißen
  3. wird verschleißen
  4. werden verschleißen
  5. werdet verschleißen
  6. werden verschleißen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verschleißen
  2. würdest verschleißen
  3. würde verschleißen
  4. würden verschleißen
  5. würdet verschleißen
  6. würden verschleißen
Diverses
  1. verschleiß!
  2. verschleißt!
  3. verschleißen Sie!
  5. verschlissen
  6. verschleißend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verschleißen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slijten Abnutzen; Verschleißen; sich Mindern
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
iets verkopen verschleißen
slijten verschleißen abnutzen; abtragen; aufbrauchen; auftragen; ausgeben; spendieren
wegslijten abnutzen; verschleißen

Synoniemen voor "verschleißen":


Wiktionary: verschleißen

verschleißen
verb
  1. in een proces van slijtage verliezen
  2. door veelvuldig gebruik onbruikbaar worden of maken
Cross Translation:
FromToVia
• verschleißen → verslijten ↔ chafe — to be worn by rubbing
• verschleißen → verslijten ↔ wear down — To cause physical or mental fatigue







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0372 seconde
Page rendered in 1.0 seconds