Duits
Uitgebreide vertaling voor vermessen (Duits) in het Nederlands
vermessen:
-
vermessen (kartieren; messen; bemessen; aufmessen)
in kaart brengen; karteren-
in kaart brengen werkwoord (breng in kaart, brengt in kaart, bracht in kaart, brachten in kaart, in kaart gebracht)
-
Conjugations for vermessen:
Präsens
- vermesse
- vermißt
- vermißt
- vermessen
- vermeßt
- vermessen
Imperfekt
- vermaß
- vermaßt
- vermaßt
- vermaßen
- vermaßt
- vermaßen
Perfekt
- habe vermessen
- hast vermessen
- hat vermessen
- haben vermessen
- habt vermessen
- haben vermessen
1. Konjunktiv [1]
- vermesse
- vermessest
- vermesse
- vermessen
- vermesset
- vermessen
2. Konjunktiv
- vermäße
- vermäßest
- verm,äße
- vermäßen
- vermaßt
- vermäßen
Futur 1
- werde vermessen
- wirst vermessen
- wird vermessen
- werden vermessen
- werdet vermessen
- werden vermessen
1. Konjunktiv [2]
- würde vermessen
- würdest vermessen
- würde vermessen
- würden vermessen
- würdet vermessen
- würden vermessen
Diverses
- vermiß
- vermesset!
- vermessen Sie!
- vermessen
- vermessend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
-
vermessen (hochfliegend; verwegen; tollkühn; ambitiös)
hoogvliegend-
hoogvliegend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vermessen:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| in kaart brengen | aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen | |
| karteren | aufmessen; bemessen; kartieren; messen; vermessen | |
| Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| hoogvliegend | ambitiös; hochfliegend; tollkühn; vermessen; verwegen |