Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- verlieren:
-
Wiktionary:
- verlieren → verliezen, kwijtraken
- verlieren → verliezen, afvallen
Duits
Uitgebreide vertaling voor verlieren (Duits) in het Nederlands
verlieren:
-
verlieren (verloren gehen; abhandenkommen)
-
verlieren
-
verlieren
zoek raken-
zoek raken werkwoord
-
-
verlieren (verloren gehen; vermissen; abhanden kommen; unterliegen)
verliezen; kwijtraken; wegraken; erbij inschieten; verloren gaan-
erbij inschieten werkwoord
-
verloren gaan werkwoord (ga verloren, gaat verloren, ging verloren, gingen verloren, verloren gegaan)
-
verlieren (verlegen; loswerden; verschleppen; wegschaffen; verlorengehen; abhandenkommen)
Conjugations for verlieren:
Präsens
- verliere
- verlierst
- verliert
- verlieren
- verliert
- verlieren
Imperfekt
- verlor
- verlorst
- verlor
- verloren
- verlort
- verloren
Perfekt
- habe verloren
- hast verloren
- hat verloren
- haben verloren
- habt verloren
- haben verloren
1. Konjunktiv [1]
- verliere
- verlierest
- verliere
- verlieren
- verlieret
- verlieren
2. Konjunktiv
- verlöre
- verlörest
- verlöre
- verlören
- verlört
- verlören
Futur 1
- werde verlieren
- wirst verlieren
- wird verlieren
- werden verlieren
- werdet verlieren
- werden verlieren
1. Konjunktiv [2]
- würde verlieren
- würdest verlieren
- würde verlieren
- würden verlieren
- würdet verlieren
- würden verlieren
Diverses
- verlier!
- verliert!
- verlieren Sie!
- verloren
- verlierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verlieren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verliezen | Verlieren | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
erbij inschieten | abhanden kommen; unterliegen; verlieren; verloren gehen; vermissen | |
kwijt raken | abhandenkommen; verlieren; verloren gehen | |
kwijtraken | abhanden kommen; unterliegen; verlieren; verloren gehen; vermissen | |
verliezen | abhanden kommen; abhandenkommen; unterliegen; verlieren; verloren gehen; vermissen | |
verloren gaan | abhanden kommen; unterliegen; verlieren; verloren gehen; vermissen | abhanden kommen; verloren gehen |
wegmaken | abhandenkommen; loswerden; verlegen; verlieren; verlorengehen; verschleppen; wegschaffen | |
wegraken | abhanden kommen; unterliegen; verlieren; verloren gehen; vermissen | ohnmächtig werden |
zoek maken | abhandenkommen; loswerden; verlegen; verlieren; verlorengehen; verschleppen; wegschaffen | |
zoek raken | verlieren | |
zoekmaken | abhandenkommen; loswerden; verlegen; verlieren; verlorengehen; verschleppen; wegschaffen |
Synoniemen voor "verlieren":
Wiktionary: verlieren
verlieren
Cross Translation:
verb
verlieren
-
etwas irgendwo hinlegen und es später nicht mehr wiederfinden
- verlieren → verliezen
verb
-
niet meer weten waar iets is
-
iets kwijt raken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlieren | → verliezen | ↔ lose — cause (something) to cease to be in one's possession or capability |
• verlieren | → afvallen | ↔ lose — shed (weight) |
• verlieren | → verliezen | ↔ lose — (transitive) fail to win |
• verlieren | → verliezen | ↔ lose — have (somebody of one's kin) die |
• verlieren | → verliezen | ↔ lose — fail to be the winner |