Duits
Uitgebreide vertaling voor verleiden (Duits) in het Nederlands
verleiden:
-
verleiden (vergällen; vergiften)
-
verleiden (entarten; abarten; zurückgehen; ausarten; heruntermachen; zurücklaufen; aus der Art schlagen)
degenereren; achteruitgaan; ontaarden; verworden; verderven-
achteruitgaan werkwoord (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
Conjugations for verleiden:
Präsens
- verleide
- verleidest
- verleidet
- verleiden
- verleidet
- verleiden
Imperfekt
- verleidete
- verleidetest
- verleidete
- verleideten
- verleidetet
- verleideten
Perfekt
- habe verleidet
- hast verleidet
- hat verleidet
- haben verleidet
- habt verleidet
- haben verleidet
1. Konjunktiv [1]
- verleide
- verleidest
- verleide
- verleiden
- verleidet
- verleiden
2. Konjunktiv
- verleidete
- verleidetest
- verleidete
- verleideten
- verleidetet
- verleideten
Futur 1
- werde verleiden
- wirst verleiden
- wird verleiden
- werden verleiden
- werdet verleiden
- werden verleiden
1. Konjunktiv [2]
- würde verleiden
- würdest verleiden
- würde verleiden
- würden verleiden
- würdet verleiden
- würden verleiden
Diverses
- verleid!
- verleidet!
- verleiden Sie!
- verleidet
- verleidend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie