Duits
Uitgebreide vertaling voor verlangen (Duits) in het Nederlands
verlangen:
-
verlangen (herbeisehnen; hoffen; schmachten; sich sehnen)
-
verlangen (fordern; anfordern; einfordern; einziehen; kommandieren; erheben)
-
verlangen (sich sehnen; hungern)
een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar-
een sterke begeerte hebben naar werkwoord
-
hongeren naar werkwoord
-
Conjugations for verlangen:
Präsens
- verlange
- verlangst
- verlangt
- verlangen
- verlangt
- verlangen
Imperfekt
- verlangte
- verlangtest
- verlangte
- verlangten
- verlangtet
- verlangten
Perfekt
- habe verlangt
- hast verlangt
- hat verlangt
- haben verlangt
- habt verlangt
- haben verlangt
1. Konjunktiv [1]
- verlange
- verlangest
- verlange
- verlangen
- verlanget
- verlangen
2. Konjunktiv
- verlangte
- verlangtest
- verlangte
- verlangten
- verlangtet
- verlangten
Futur 1
- werde verlangen
- wirst verlangen
- wird verlangen
- werden verlangen
- werdet verlangen
- werden verlangen
1. Konjunktiv [2]
- würde verlangen
- würdest verlangen
- würde verlangen
- würden verlangen
- würdet verlangen
- würden verlangen
Diverses
- verlang!
- verlangt!
- verlangen Sie!
- verlangt
- verlangend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verlangen:
Synoniemen voor "verlangen":
Wiktionary: verlangen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verlangen | → opeisen; eisen | ↔ demand — to request forcefully |
• verlangen | → verlangen | ↔ long for — to miss |
• verlangen | → smachten; zuchten; verlangen | ↔ yearn — to have a strong desire; to long |
• verlangen | → eisen; opeisen; rekenen; vereisen; vergen; voorschrijven; vorderen; inroepen; verzoeken; vragen; aanvragen; bestellen | ↔ demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui. |
• verlangen | → hopen; begeren; trek hebben in; verkiezen; verlangen; wensen | ↔ souhaiter — former un souhait. |