Duits
Uitgebreide vertaling voor verfilzen (Duits) in het Nederlands
verfilzen:
-
verfilzen
vervilten; tot vilt worden-
tot vilt worden werkwoord (word tot vilt, wordt tot vilt, werd tot vilt, werden tot vilt, tot vilt geworden)
-
verfilzen (mit Filz bekleiden)
met vilt bekleden-
met vilt bekleden werkwoord
-
Conjugations for verfilzen:
Präsens
- verfilze
- verfilzst
- verfilzt
- verfilzen
- verfilzt
- verfilzen
Imperfekt
- verfilzte
- verfilztest
- verfilzte
- verfilzten
- verfilztet
- verfilzten
Perfekt
- habe verfilzt
- hast verfilzt
- hat verfilzt
- haben verfilzt
- habt verfilzt
- haben verfilzt
1. Konjunktiv [1]
- verfilze
- verfilzest
- verfilze
- verfilzen
- verfilzet
- verfilzen
2. Konjunktiv
- verfilzte
- verfilztest
- verfilzte
- verfilzten
- verfilztet
- verfilzten
Futur 1
- werde verfilzen
- wirst verfilzen
- wird verfilzen
- werden verfilzen
- werdet verfilzen
- werden verfilzen
1. Konjunktiv [2]
- würde verfilzen
- würdest verfilzen
- würde verfilzen
- würden verfilzen
- würdet verfilzen
- würden verfilzen
Diverses
- verfilz!
- verfilzt!
- verfilzen Sie!
- verfilzt
- verfilzend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verfilzen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
met vilt bekleden | mit Filz bekleiden; verfilzen | |
tot vilt worden | verfilzen | |
vervilten | verfilzen |