Duits
Uitgebreide vertaling voor vereinzelt (Duits) in het Nederlands
vereinzelt:
-
vereinzelt (gelegentlich; selten; sporadisch)
sporadisch; incidenteel; zelden-
sporadisch bijvoeglijk naamwoord
-
incidenteel bijvoeglijk naamwoord
-
zelden bijwoord
-
-
vereinzelt (freistehend; separat; einzeln; abgesondert; gesondert; getrennt; einzelstehend; alleinstehend; jeder für sich)
vrijstaand; geïsoleerd; alleenstaand; apart; afzonderlijk; op zichzelf staand; op zich; separaat; losstaand-
vrijstaand bijvoeglijk naamwoord
-
geïsoleerd bijvoeglijk naamwoord
-
alleenstaand bijvoeglijk naamwoord
-
apart bijvoeglijk naamwoord
-
afzonderlijk bijvoeglijk naamwoord
-
op zichzelf staand bijvoeglijk naamwoord
-
op zich bijvoeglijk naamwoord
-
separaat bijvoeglijk naamwoord
-
losstaand bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor vereinzelt:
Synoniemen voor "vereinzelt":
Computer vertaling door derden: