Home ->Woordenboeken ->Duits/Nederlands ->Vertaal verbeißen

Vertaal verbeißen van Duits naar Nederlands

Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. verbeißen:
  2. Wiktionary:

Duits

Uitgebreide vertaling voor verbeißen (Duits) in het Nederlands

verbeißen:

verbeißen werkwoord (verbeiße, verbeißest, verbeißt, verbiß, verbißt, verbissen)

  1. verbeißen (verschlucken; verwinden)
    verbijten; verkroppen
    • verbijten werkwoord (verbijt, verbeet, verbeten, verbeten)
    • verkroppen werkwoord (verkrop, verkropt, verkropte, verkropten, verkropt)
  2. verbeißen (hinunterschlucken; hineinfressen)
    opstapelen; ophopen; opkroppen
    • opstapelen werkwoord (stapel op, stapelt op, stapelde op, stapelden op, opgestapeld)
    • ophopen werkwoord (hoop op, hoopt op, hoopte op, hoopten op, opgehoopt)
    • opkroppen werkwoord (krop op, kropt op, kropte op, kropten op, opgekropt)

Conjugations for verbeißen:

Präsens
  1. verbeiße
  2. verbeißest
  3. verbeißt
  4. verbeißen
  5. verbeißt
  6. verbeißen
Imperfekt
  1. verbiß
  2. verbissest
  3. verbiß
  4. verbissen
  5. verbißt
  6. verbissen
Perfekt
  1. habe verbissen
  2. hast verbissen
  3. hat verbissen
  4. haben verbissen
  5. habt verbissen
  6. haben verbissen
1. Konjunktiv [1]
  1. verbeiße
  2. verbeißest
  3. verbeiße
  4. verbeißen
  5. verbeißet
  6. verbeißen
2. Konjunktiv
  1. verbiße
  2. verbißest
  3. verbiße
  4. verbißen
  5. verbißet
  6. verbißen
Futur 1
  1. werde verbeißen
  2. wirst verbeißen
  3. wird verbeißen
  4. werden verbeißen
  5. werdet verbeißen
  6. werden verbeißen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde verbeißen
  2. würdest verbeißen
  3. würde verbeißen
  4. würden verbeißen
  5. würdet verbeißen
  6. würden verbeißen
Diverses
  1. verbeiß!
  2. verbeißt!
  3. verbeißen Sie!
  5. verbissen
  6. verbeißend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor verbeißen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ophopen Anhäufen; Aufstapeln; Erhöhen; Stapeln
opstapelen Anhäufen; Ansammeln
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ophopen hineinfressen; hinunterschlucken; verbeißen
opkroppen hineinfressen; hinunterschlucken; verbeißen
opstapelen hineinfressen; hinunterschlucken; verbeißen anhäufen; aufhäufen; aufstapeln; häufen; sich häufen; stapeln
verbijten verbeißen; verschlucken; verwinden
verkroppen verbeißen; verschlucken; verwinden

Synoniemen voor "verbeißen":


Wiktionary: verbeißen

verbeißen
verb
  1. zijn gevoelens van ergernis of pijn onder controle houden

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0299 seconde
Page rendered in 1.0 seconds