Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- verabschieden:
-
Wiktionary:
- verabschieden → zeg gedag, afdanken, afmonsteren, ontslaan, ontzetten, royeren, aanhouden, doorsturen, doorzenden, heruitzenden, refereren, reflecteren, retourneren, spiegelen, terugbezorgen, teruggooien, terugkaatsen, terugsturen, terugwerpen, terugwijzen, uitdrijven, uitstellen, verdagen, verdrijven, verjagen, verschuiven, verwijzen, weerkaatsen, weerspiegelen, wegdrijven, wegjagen
Duits
Uitgebreide vertaling voor verabschieden (Duits) in het Nederlands
verabschieden:
verabschieden werkwoord (verabschiede, verabschiedest, verabschiedet, verabschiedete, verabschiedetet, verabschiedet)
-
verabschieden (entlassen; feuern; zurückweisen; abweisen; suspendieren; abschieben; ablehnen)
-
verabschieden
Conjugations for verabschieden:
Präsens
- verabschiede
- verabschiedest
- verabschiedet
- verabschieden
- verabschiedet
- verabschieden
Imperfekt
- verabschiedete
- verabschiedetest
- verabschiedete
- verabschiedeten
- verabschiedetet
- verabschiedeten
Perfekt
- habe verabschiedet
- hast verabschiedet
- hat verabschiedet
- haben verabschiedet
- habt verabschiedet
- haben verabschiedet
1. Konjunktiv [1]
- verabschiede
- verabschiedest
- verabschiede
- verabschieden
- verabschiedet
- verabschieden
2. Konjunktiv
- verabschiedete
- verabschiedetest
- verabschiedete
- verabschiedeten
- verabschiedetet
- verabschiedeten
Futur 1
- werde verabschieden
- wirst verabschieden
- wird verabschieden
- werden verabschieden
- werdet verabschieden
- werden verabschieden
1. Konjunktiv [2]
- würde verabschieden
- würdest verabschieden
- würde verabschieden
- würden verabschieden
- würdet verabschieden
- würden verabschieden
Diverses
- verabschied!
- verabschiedet!
- verabschieden Sie!
- verabschiedet
- verabschiedend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Vertaal Matrix voor verabschieden:
Synoniemen voor "verabschieden":
Wiktionary: verabschieden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verabschieden | → zeg gedag | ↔ say goodbye — wish someone farewell upon their leaving |
• verabschieden | → afdanken; afmonsteren; ontslaan; ontzetten; royeren | ↔ licencier — congédier un employé. |
• verabschieden | → aanhouden; afdanken; afmonsteren; doorsturen; doorzenden; heruitzenden; ontslaan; ontzetten; refereren; reflecteren; retourneren; royeren; spiegelen; terugbezorgen; teruggooien; terugkaatsen; terugsturen; terugwerpen; terugwijzen; uitdrijven; uitstellen; verdagen; verdrijven; verjagen; verschuiven; verwijzen; weerkaatsen; weerspiegelen; wegdrijven; wegjagen | ↔ renvoyer — envoyer de nouveau. |
Computer vertaling door derden: