Overzicht
Duits naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. unwohl:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor unwohl (Duits) in het Nederlands

unwohl:

unwohl bijvoeglijk naamwoord

  1. unwohl (krank; unpässlich)
    ziek; aan een ziekte lijdend
  2. unwohl
    niet lekker; niet smakelijk
  3. unwohl (menstruierend; unpässlich; übel; kränklich; unpäßlich)
    ongesteld; menstruerend

Vertaal Matrix voor unwohl:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ongesteld kränklich; menstruierend; unpässlich; unpäßlich; unwohl; übel
ziek krank; unpässlich; unwohl
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan een ziekte lijdend krank; unpässlich; unwohl
menstruerend kränklich; menstruierend; unpässlich; unpäßlich; unwohl; übel
niet lekker unwohl
niet smakelijk unwohl

Synoniemen voor "unwohl":


Wiktionary: unwohl

unwohl
adjective
  1. vervelend, onprettig
  2. zich niet gezond voelend

Cross Translation:
FromToVia
unwohl slecht queer — slightly unwell

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van unwohl