Duits
Uitgebreide vertaling voor unreif (Duits) in het Nederlands
unreif:
-
unreif (grünlich; grün)
groen; groenkleurig; groengekleurd-
groen bijvoeglijk naamwoord
-
groenkleurig bijvoeglijk naamwoord
-
groengekleurd bijvoeglijk naamwoord
-
-
unreif (nicht erwachsen sein)
-
unreif (kärglich; karg; dürftig; schäbig; ärmlich; minderwertig; armselig; schofel)
-
unreif (unerfahren; ungeübt)
onervaren; onbedreven; ongeoefend-
onervaren bijvoeglijk naamwoord
-
onbedreven bijvoeglijk naamwoord
-
ongeoefend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor unreif:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
groen | grün; grünlich; unreif | |
onbedreven | unerfahren; ungeübt; unreif | |
ondermaats | armselig; dürftig; karg; kärglich; minderwertig; schofel; schäbig; unreif; ärmlich | armselig; dürftig; gebrechlich; hinfällig; karg; klein; knapp; kärglich; minderwertig; niedrig; schwach; schäbig; ungenügend; unter dem Mindestmaß; untergeordnet; unzureichend; winzig; zweitklassig; zweitrangig; ärmlich; äußerst klein |
onervaren | unerfahren; ungeübt; unreif | |
ongeoefend | unerfahren; ungeübt; unreif | |
onrijp | nicht erwachsen sein; unreif | |
onvolgroeid | armselig; dürftig; karg; kärglich; minderwertig; schofel; schäbig; unreif; ärmlich | |
onvolwassen | nicht erwachsen sein; unreif | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
groengekleurd | grün; grünlich; unreif | |
groenkleurig | grün; grünlich; unreif |