Duits
Uitgebreide vertaling voor unpässlich (Duits) in het Nederlands
unpässlich:
-
unpässlich (krank; unwohl)
ziek; aan een ziekte lijdend-
ziek bijvoeglijk naamwoord
-
aan een ziekte lijdend bijvoeglijk naamwoord
-
-
unpässlich (menstruierend; übel; kränklich; unwohl; unpäßlich)
Vertaal Matrix voor unpässlich:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ongesteld | kränklich; menstruierend; unpässlich; unpäßlich; unwohl; übel | |
ziek | krank; unpässlich; unwohl | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aan een ziekte lijdend | krank; unpässlich; unwohl | |
menstruerend | kränklich; menstruierend; unpässlich; unpäßlich; unwohl; übel |