Duits
Uitgebreide vertaling voor unkompliziert (Duits) in het Nederlands
unkompliziert:
-
unkompliziert (einfach; simpel; einfältig; schlicht; problemlos)
eenvoudig; ongecompliceerd; simpel-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
ongecompliceerd bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
-
unkompliziert (schlicht; natürlich; einfach; simpel; anspruchslos; gewöhnlich)
ongekunsteld; natuurlijk; eenvoudig-
ongekunsteld bijvoeglijk naamwoord
-
natuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
-
unkompliziert (problemlos)
probleemloos-
probleemloos bijvoeglijk naamwoord
-