Overzicht
Duits naar Nederlands: Meer gegevens...
- unfähig:
-
Wiktionary:
- unfähig → incompetent, onbekwaam, ongeschikt, niet in staat
Duits
Uitgebreide vertaling voor unfähig (Duits) in het Nederlands
unfähig:
-
unfähig (ungeeignet; untauglich; schlecht; unpassend)
-
unfähig (unzuständig; inkompetent; unfachmännisch)
incapabel; onbekwaam; incompetent; ongeschikt-
incapabel bijvoeglijk naamwoord
-
onbekwaam bijvoeglijk naamwoord
-
incompetent bijvoeglijk naamwoord
-
ongeschikt bijvoeglijk naamwoord
-
-
unfähig (unangenehm; lästig; nicht im richtigen Moment; ungeeignet; ungelegen; unbequem; unrecht; unpassend)
niet schikkend; lastig; storend-
niet schikkend bijvoeglijk naamwoord
-
lastig bijvoeglijk naamwoord
-
storend bijvoeglijk naamwoord
-
-
unfähig (unbefugt; ungeeignet; inkompetent; nicht zuständig; untauglich)
Vertaal Matrix voor unfähig:
Synoniemen voor "unfähig":
Wiktionary: unfähig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• unfähig | → incompetent | ↔ incompetent — unskilled, lacking normally expected degree of ability |
• unfähig | → onbekwaam; ongeschikt | ↔ inept — not able to do something |
• unfähig | → niet in staat; onbekwaam | ↔ unable — not able |
• unfähig | → onbekwaam | ↔ incapable — Qui n’est pas capable, qui n’est pas en état de faire une chose. |